Het verhaal achter de naam

Het nieuwe archeologische museum in Skopje met daarvoor een ‘heldenbrug’ met standbeelden van heldhaftige ‘Macedoniërs’ vanaf de achtste eeuw v.Chr. Alle foto’s in dit artikel zijn gemaakt tijdens een veldonderzoek in Macedonië in 2016
Geschatte leestijd: 11 minuten

Afgelopen 30 september mislukte het referendum over een nieuwe naam voor Macedonië. De kiesdrempel van 50% werd met een opkomstpercentage van 37% ruimschoots gemist. Het mocht dan ook niet baten dat 94% van hen stemde vóór de nieuwe naam ‘Republiek van Noord-Macedonië.’ Het gehoopte brede mandaat hiervoor bleef uit.

Het referendum was daarnaast bedoeld om een aantal leden van de rechts-nationalistische oppositiepartij VMRO-DPMNE van de naamswijziging te overtuigen. De uitslag van het referendum heeft de partijleiding van verdere weerstand overtuigd, maar acht parlementariërs van de VMRO-DPMNE hebben voor de eerste stap in de naamwijzigingsprocedure gestemd en zijn nu uit de partij gezet. Inmiddels staan ze na bedreigingen onder politiebescherming en is het maar de vraag of de deal tussen Griekenland en Macedonië, inclusief Macedonische toetreding tot de NAVO en de EU, volgende stemmingen in het Macedonische of Griekse parlement zal overleven. Grote vraag is waarom de VMRO-DPMNE en zoveel Macedoniërs dit ogenschijnlijk kleine offer niet willen brengen voor een broodnodige normalisering van de betrekkingen met buurland Griekenland en de economisch zeer gunstige Atlantische en vooral Europese integratie.

– Door Paul Reef

Deze vraag is de afgelopen weken wel vaker gesteld in de Nederlandse media, maar niet volledig beantwoord. Het probleem is namelijk dat meestal niet veel verder wordt gekeken dan het naamconflict zelf. De extreme politieke gevoeligheid van de naam Macedonië vloeit echter voort uit een lange geschiedenis van conflicten met buurlanden en binnenlandse ideologische en etnische strijd. Dit stuk gaat in op deze dieperliggende historische achtergronden, te beginnen bij de relatief ‘late’ start van het Macedonische natievormingsproces in 1944.

De Macedonische natie als laatkomer

In 1944 besloot de Joegoslavische leider Josip Broz Tito dat Macedonië los moest worden gemaakt van Servië en een van de zes deelrepublieken van het nieuwe Joegoslavië moest worden. Hiervoor had er nooit een Macedonische natiestaat bestaan, laat staan een breed gedragen Macedonisch nationaal besef. Er bestond zelfs geen Macedonische taal: de eerste poging om deze te creëren leek zo erg op het Bulgaars, dat maar werd gekozen voor een dialect uit de bergen.

Bovendien hadden vanaf de late negentiende eeuw juist andere nationalisten het geografische gebied Macedonië als het hunne geclaimd. Het gebied was verdeeld tussen Bulgarije, Servië en Griekenland, met annexaties en grensverschuivingen over en weer tijdens de wereldoorlogen. Als laatkomer op een druk toneel van claims stond Macedonië voor het probleem dat iedere poging om een nieuwe nationale identiteit te bouwen met een eigen nationale geschiedenis onherroepelijk tot conflicten met buurlanden zou leiden.

Een sociaal-realistische muurschildering ter ere van Tito in het museum van ‘West-Macedonië in de Nationale Bevrijdingsoorlog’ in Kičevo

De Joegoslavische autoriteiten waren zich terdege bewust van deze obstakels voor het Macedonische natievormingsproces en gaven Macedonische historici toestemming om af te wijken van de communistische historiografie teneinde een sterk nationaal bewustzijn te kweken. Dit resulteerde in het propageren van een nieuw, etnisch Macedonisch geschiedverhaal, zij het met een socialistisch sausje. Vooral Bulgarije verzette zich hevig tegen de zich opeenstapelende Macedonische claims op Bulgaarse revolutionairen, dichters en zelfs middeleeuwse tsaren. Dit conflict verscherpte en kreeg een geopolitieke dimensie nadat Joegoslavië zich in 1948 afsplitste van het machtsblok onder leiding van de Sovjet-Unie, waar Bulgarije onderdeel van was.

Alhoewel de nieuwe Macedonische geschiedenis grotendeels een bijeengeraapt verzinsel was, werd er desalniettemin in vijftig jaar een sterk nationaal bewustzijn gekweekt onder Joegoslavische bescherming. De belangrijkste pijler hiervan was een narratief van martelaarschap en heroïsche opoffering voor de Macedonische natie met een (geschapen) continuïteit tussen de Ilindenopstand tegen de Ottomanen in 1903 en de partizanenstrijd tegen de fascisten in de Tweede Wereldoorlog als fundament hiervan.

Het leidde ertoe dat vrijwel de gehele Slavische bevolking van Macedonië zich ook ging identificeren als Macedoniër in etnische zin in plaats van als Serviër of Bulgaar. Met de term ‘etnische’ Macedoniër worden dan ook de Macedoniërs bedoeld die zichzelf identificeren als een Slavische Macedoniër. Het is een term die Macedoniërs zelf associëren met het ontkennen van hun natie – waarom kun je niet gewoon ‘Macedoniër’ zijn? – maar is tegelijkertijd de enige manier om een onderscheid te maken tussen de verschillende etnische groepen die in Macedonië wonen en immers allemaal Macedoniër zijn.

De enige mislukking van de verder zeer succesvolle Macedonische nation building betreft de islamitische, Albanese minderheid. Onder het mom van het Joegoslavische credo ‘broederschap en eenheid’ werden er wel pogingen gedaan om de Albanezen te integreren in het natievormingsproces, maar de etnisch-Macedonische focus – en de noodzaak hiervan om een sterke nationale identiteit te scheppen – zette hen grotendeels buiten spel. Het uiteenvallen van Joegoslavië bracht niet alleen dit etnische conflict aan het voetlicht, maar ook de Macedonische natie zelf werd weer gecontesteerd.

Nieuwe onzekerheden na 1991

De onafhankelijkheid van de voorheen Socialistische Republiek Macedonië leek een nieuwe Macedonische kwestie in te luiden. Anders dan voorheen stond het bestaan van onafhankelijke staat op dit grondgebied niet ter discussie, maar brak een niet minder hevige symbolische strijd uit over het bestaan van een Macedonische natie en de geschiedenis daarvan, een strijd die hevige emoties losmaakte (en maakt) bij de Macedonische bevolking. Zo weigerde de Servische patriarch de Macedonische kerk te erkennen en ontkende Bulgarije nog altijd het bestaan van een aparte Macedonische natie, maar de naam van de nieuwe staat gaf het grootste conflict.

Griekenland weigerde het land onder de naam ‘Macedonië’ te erkennen en stelde zelfs voor korte tijd een voor Macedonië desastreuze economische blokkade in. Naast de naam was ook de Macedonische vlag, de zestienpuntige zon van Vergina uit de oudheid, steen des aanstoots. Tienduizenden Grieken protesteerden in Thessaloniki en Athene en de Griekse regering beschuldigde Macedonië van het stelen van haar geschiedenis en het onterecht gebruiken van hellenistische symbolen.

Nog altijd draagt Macedonië officieel de compromisnaam ‘Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië’ en is het onder Griekse druk gedwongen een andere vlag te voeren. Wie echter Macedonië bezoekt zal op veel plekken nog steeds de oude Verginavlag zien wapperen. De naamkwestie werd en wordt door Macedonië gezien als een rechtsreeks aanval op het bestaan van hun natie. De controverse zorgde er paradoxaal genoeg voor dat het Macedonische nationale bewustzijn danig werd gesterkt, maar ook dat pogingen om een stap terug te zetten op dit vlak doorgaans politieke zelfmoord betekenen.

Macedonische mannen dobbelen in het aangezicht van de Verginavlag (links) en de veelzeggend kleiner afgebeelde huidige vlag (rechts) in de Macedonische wijk in Tetovo, de grootste voornamelijk Albanese stad van het land

Etnische spanningen en de Macedonische identiteit

Een cruciale interne factor die vaak over het hoofd wordt gezien in de naamcontroverse is de Albanese minderheid die een gelijke positie evenals gelijke rechten eiste in het nieuwe onafhankelijke Macedonië. In een zeer gespannen politieke context van economische malaise en de hoogoplopende spanningen met Griekenland werden de Albanese eisen door het overgrote deel van de etnische Macedoniërs gezien als een ondermijning van hun natie.

Albanezen boycotten in 1991 het onafhankelijkheidsreferendum en zij hielden een eigen referendum over de stichting van een eigen staat op Macedonisch grondgebied, Illirida. Daarnaast werden de instroom van Albanese vluchtelingen uit het naburige Kosovo tezamen met het hogere Albanese geboortecijfer beschouwd als een ondermijning van de Macedonische natie. Een gelijkwaardige behandeling bleef in het broeierige politieke klimaat op de Balkan van de jaren 1990 uit: bij rellen over het hijsen van de Albanese vlag in Gostivar vielen vier doden.

Als tegenreactie op het naamconflict met de Grieken en de interne politieke onrust ontstond ook een nieuw, rechts vertoog over de Macedonische natie en historie onder de hoede van de nieuwe rechtse partij VMRO-DPMNE. In de oude communistische historiografie werd geprobeerd om Albanezen te integreren, maar nu werden ze neergezet als allochtone, islamitische indringers. Voor 1991 vormden de Tweede Wereldoorlog en eerdere opstanden het fundament voor het nationale vertoog. Nu werd de nadruk verschoven naar de Middeleeuwen en vooral het klassieke Macedonië.

Ondanks alle onderdrukking zou de Macedonische natie namelijk al meer dan tweeduizend jaar hebben bestaan en – cruciaal – Macedonië hebben bewoond ver vóór Bulgaren en Albanezen. Daarnaast werd ook het communisme in diskrediet gebracht en legde de VMRO-DPMNE het accent op de vooroorlogse nationalistische beweging, wat ook tussen etnische Macedoniërs tot felle historiografische conflicten leidde. Ondanks alle strijd tussen etnische Macedoniërs onderling, tegenover Albanezen en buitenlandse claims sloten de gelederen zich spreekwoordelijk en de etnische spanningen namen toe.

Het conflict van 2001 en het Akkoord van Ohrid

In 2001 mondden deze etnische spanningen, gevoed door de Kosovo-oorlog en de toestroom van honderdduizenden Kosovaarse vluchtelingen, uit in een gewapend conflict met enkele honderden doden. De precieze oorlogsdoelen van Albanese separatisten zijn omstreden, maar velen van hen streden eerder voor een Groot-Albanië (zie foto) dan gelijke rechten in Macedonië. Dankzij EU- en NAVO-interventie bleef een grootschalige burgeroorlog zoals elders in voormalig Joegoslavië uit. Het Westen zorgde er ook voor dat er een nieuwe grondwet kwam om toekomstig etnisch conflict te voorkomen.

De kaart van Groot-Albanië staat in Tetovo op de achterkant van een grafsteen van een in 2001 gedode Albanese separatist

De kern van dit Akkoord van Ohrid was de decentralisatie van bestuur en gelijkwaardige etnische representatie, zowel op nationaal als lokaal niveau. Als Albanezen ten minste 20% van de bevolking van een gemeente uitmaken, dient deze officieel tweetalig te zijn en hebben zowel Albanezen als Macedoniërs een veto op beslissingen die betrekkingen hebben op etniciteit. Het idee was dat decentralisering zou leiden tot depolitisering, maar de praktijk is vaak weerbarstiger met lokale politieke patstellingen over Macedonische dan wel Albanese monumenten.

Paradoxaal genoeg heeft de nieuwe orde van het Akkoord van Ohrid niet geleid tot het gehoopte naar elkaar toe groeien van verschillende etnische groepen. In plaats daarvan heeft het geleid tot twee elkaar bestrijdende Albanese en Macedonische natievormingsprojecten met op zijn zachtst gezegd tegenstrijdige visies op de geschiedenis. Deze interne politieke ontwikkelingen hebben een grote weerslag gehad op het naamconflict en het bredere conflict over de Macedonische nationale identiteit.

Skopje 2014: opnieuw strijd over de natie

‘Skopje 2014’ werd in 2008 gelanceerd door de VMRO-DPMNE-regering. De directe aanleiding? Een Grieks veto vanMacedonische toetreding tot de NAVO, op de top van de alliantie in Boedapest dat jaar. Skopje 2014 is de make-over van de hoofdstad van een brutalistische, Joegoslavische hoofdstad naar een neoclassicistische stad met nieuwe ministeries die lijken op Griekse tempels, tientallen monumenten van historische helden en een gigantisch standbeeld van Alexander de Grote.

De naamkwestie is nauw verweven met de pogingen van de VMRO-DPMNE om de Macedonische nationale identiteit te versterken en om het nationale verleden te herschrijven voor eigen doelen. Skopje 2014 representeert een millennia oude, etnisch Macedonische natie, nauw verbonden met het orthodox christendom. Oorspronkelijk was er geen enkel Albanees beeld gepland. Skopje 2014 kostte waarschijnlijk 700 miljoen euro – een astronomisch bedrag op een jaarlijkse staatsbegroting van 3 miljard! – en toont hoever Macedonische politici bereid zijn om te gaan in het bedrijven van nationalistische politiek.

Het letterlijke laten verdwijnen van het Joegoslavische verleden evenals het excessieve nationalistische, anti-Albanese en anticommunistische karakter van Skopje 2014 leverden een storm van kritiek op, niet in de laatste plaats vanuit het buitenland. Zowel de Griekse als de Bulgaarse regering veroordeelden de nieuwe Macedonische beelden van ‘hun’ historische figuren en in 2012 spraken ze symbolisch tezamen hun veto uit tegen het openen van EU-toetredingsonderhandelingen met Macedonië.

Dit 22 meter hoge beeld van Alexander de Grote (officieel ‘ruiter te paard’) op het hoofdplein van de Macedonische hoofdstad Skopje was en is een doorn in het oog van de Griekse regering.

De herinneringspolitiek van de VMRO-DPMNE

In Macedonië zelf is Skopje 2014 de meest extreme uiting van antikvizacija, het claimen van Alexander de Grote en diens klassieke Macedonië als de voorvaderen van het huidige Macedonië. Deze claim vloeit direct voort uit het naamconflict van de jaren 1990. Voor de VMRO-DPMNE is het een middel om zich te profileren als de partij van de Macedonische natie tegenover zowel Griekenland als de Albanese minderheid. Tegelijkertijd is het een mogelijkheid om de rol van de communistische partizanen en Joegoslavië in de vorming van een Macedonische natie te marginaliseren.

Antikvizacija is echter tegen een achtergrond van felle reacties op aanvallen op de Macedonische natie en geschiedenis een integraal onderdeel geworden van de Macedonische historiografie en politiek. De ex-communistische SDSM – de huidige regeringspartij – kan Skopje 2014 weliswaar bekritiseren, maar niet openlijk ontkennen dat Alexander de Grote aan de wieg van het huidige Macedonië staat. Kwesties die direct het idee van een etnische Macedonische natie aangaan overstijgen namelijk doorgaans onderlinge historiografische conflicten tussen links en rechts.

Een standbeeld van ‘Aleksandar Makedonski’ in provinciehoofdstad Prilep

De recente pogingen van de SDSM om de history politics van de VMRO-DPMNE teniet te doen en om tot een compromis met Griekenland te komen vormen een uitzondering op de etnische patstelling tussen Albanezen en Macedoniërs. Ondanks het vooruitzicht van zowel NAVO- als EU-lidmaatschap weigert de VMRO-DPMNE evenals een aanzienlijk deel van de Macedonische bevolking een naamswijziging. Albanese politici hielden zich grotendeels afzijdig van de discussie en Albanese kiezers speelden geen rol van betekenis in het referendum.

In zekere zin illustreert dit enerzijds de grotendeels naast elkaar bestaande Albanese en Macedonische natievormingsprojecten sinds 2001 en anderzijds het conflict tussen de VMRO-DPMNE en de SDSM over de Macedonische geschiedenis. Dit roept de vraag op of het überhaupt mogelijk is om ooit tot een compromis met Griekenland te komen als identiteit en geschiedenis in eigen land dermate gepolitiseerd en gepolariseerd zijn.

Laatste of volgende hoofdstuk in naamconflict?

De ‘verlate’ natievorming van Macedonië, het weer aan de oppervlakte komen van de Macedonische kwestie in de jaren 1990 en het etnische conflict van 2001 spelen een grote rol in de weerspannigheid van veel Macedoniërs om nu hun naam op te geven onder buitenlandse druk. Sterker nog, juist de directe inmenging van de NAVO, de EU en diverse Westerse regeringen zullen dit sentiment alleen maar versterkt hebben. Het zou echter verkeerd zijn om de huidige patstelling omtrent het naamconflict te wijten aan een dergelijke historische padafhankelijkheid.

De VMRO-DPMNE, en tal van journalisten, intellectuelen en historici onder haar hoede, hebben willens en wetens nationalistische sentimenten aangewakkerd voor eigen politiek gewin. Zo beweerde de VMRO-DPMNE bij de vorige verkiezingen nog dat George Soros via onder andere de EU de Macedoniërs hun naam en natie af wilde pakken en werd er gewaarschuwd voor het hoge Albanese geboortecijfer. Het is niet vreemd dat Macedonische politici in de nasleep van het conflict van 2001 terughoudend waren in het volwaardig integreren van Albanese burgers in de natie. De volledig op etnische Macedoniërs steunende nation building van Skopje 2014 biedt echter allesbehalve een duurzame oplossing.

De ‘Porta Makedonija’ beklad met verfbommen na protesten tegen de VMRO-DPMNE-regering in 2016

De huidige regering lijkt deze diepgewortelde en meer recent geplante nationalistische sentimenten omtrent de Macedonische nationale identiteit onderschat te hebben, maar uiteindelijk vooral de weigering van de VMRO-DPMNE om tot een vergelijk te komen omwille van politiek gezichtsverlies. Saillant detail is dat deze partij toen ze nog regeerde bijna tot hetzelfde naamcompromis was gekomen met Griekenland en daar om vooralsnog onduidelijke redenen van af is geweken.

Samenvattend is de huidige onwil van de VMRO-DPMNE en een groot deel van de Macedonische bevolking te wijten aan de eigenaardigheden van de Macedonische geschiedenis, maar bovenal aan het doelbewuste gebruiken – of juist misbruiken – van deze geschiedenis door politici. Hierdoor bestaat de kans dat dit eerder het volgende hoofdstuk van het naamconflict in plaats van het laatste zal zijn.

Een beknopte bibliografie
Een beknopte bibliografie

Voor het laatste nieuws omtrent ontwikkelingen in Macedonië, zie www.balkaninsight.com.

Nada Boškovska, ‘Skopje 2014. Makedonien auf der Suche nach seiner Vergangenheit,’ in: Martina Baleva, Boris Previšić (red.), ‘’Den Balkan gibt es nicht.’’ Erbschaften im südöstlichen Europa (Keulen, 2016), 170-190.

Ulf Brunnbauer, ‘Ancient Nationhood and the Struggle for Statehood. Historiographic Myths in the Republic of Macedonia,’ in: Pål Kolstø (red.), Myths and Boundaries in South-Eastern Europe (Londen, 2005), 262-296.

Andrew Graan, ‘Counterfeiting the Nation? Skopje 2014 and the Politics of Nation Branding in Macedonia,’ Cultural Anthropology 28, no. 1 (2013), 161-179.

Robert Pichler, ‘Historiography and the Politics of Education in the Republic of Macedonia (1991-2008),’ in: Augusta Dimou (ed.), Transition and the Politics of History Education in Southeast Europe (Göttingen 2010), 217-250.

Hugh Poulton, Who are the Macedonians? (London, 2000).

Paul Reef, ‘Macedonia’s Colourful Revolution and the Elections of 2016. A Chance for Democracy, or All for Nothing?,’ Südosteuropa. Journal of Politics and Society 65, no. 1 (2017), 170-182.

Ljupcho S. Risteski en Armanda Kodra Hysa, ‘Strategies for Creating the Macedonian State and Nation and Rival Projects between 1991 and 2012,’ in: Pål Kolstø (red.), Strategies of Symbolic Nation-Building in South-Eastern Europe, (Burlington/VT 2014), 165-200.

Aleksandar Sazdovski, ‘Nation-Building Under the Societal Security Dilemma. The Case of Macedonia,’ Journal of Regional Security 10, no. 1 (2015), 53-78.

Stefan Troebst, Das makedonische Jahrhundert. Von den Anfängen der nationalrevolutionären Bewegung zum Abkommen von Ohrid 1893-2001. Ausgewählte Aufsätze (München, 2007).

Anastas Vangeli, ‘Nation-Building Ancient Macedonian Style. The Origins and the Effects of the So-Called Antiquization in Macedonia,’ Nationalities Papers 39, no. 1 (2011), 13-32.

Paul Reef
Over Paul Reef 1 Artikel
Paul Reef (1995) is Research Masterstudent Historical Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen en doet momenteel een onderzoeksstage naar de Volkenbond aan de Universiteit van Aarhus. Eerder schreef hij voor Südosteuropa. Journal of Politics and Society over de Macedonische ‘Colourful Revolution’ en een ander artikel over Macedonische herinneringspolitiek voor dit tijdschrift ligt bij de drukker.
Contact: Website

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie