Putten uit de bron van het Trianonsyndroom

Viktor Orbán
Geschatte leestijd: 7 minuten
  • Door Tibor Hargitai

Het is dit jaar precies 100 jaar geleden dat Hongarije met het Verdrag van Trianon ongeveer 70% van haar grondgebieden verloor en door die nieuwe grenzen leefden voortaan ruim 30% van de Hongaren in de buurlanden. Hongarije behoorde als onderdeel van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk tot de verliezers van de Eerste Wereldoorlog, en werd door de Westerse mogendheden genadeloos afgestraft bij de vredesbesprekingen in de Parijse voorsteden. De ongerechtigheid van toen gebruikt de huidige Hongaarse regeringspartij Fidesz om de steun van ‘het volk’ te winnen voor haar zelfverklaarde illiberalisme. Op die manier put het uit de rijke bron van het ‘Trianonsyndroom’.  

De regeringspartij Fidesz heeft deze kunst goed onder de knie. Volgens Péter Krekó, directeur van de liberale think tank Political Capital, heeft Fidesz een monopolie op het woord “natie” weten te bemachtigen. Dat komt nu goed uit, bij de herdenking van het Trianon-verdrag in 2020. Premier Viktor Orbán weet namelijk hoe hij in moet spelen op de gevoelens van de Hongaren in het binnenland, en dat kan hij ook toepassen op de Hongaarse minderheden in de buurlanden, met name in Oekraïne, Roemenië, Slowakije en Servië. Met zijn speeches weet hij een gevoel van trots en saamhorigheid te smeden. Een voorbeeld hiervan vinden we terug in zijn meest recente Staat van de Natie. Hij sloot zijn speech af met de volgende woorden:

“We hebben veel grote veldslagen gestreden en gewonnen. Degenen die voor ons liggen zullen niet eenvoudiger zijn. Velen van ons geloven dat het feit dat Hongarije na zo’n eeuw in de geschiedenis nog steeds bestaat, het bewijs is dat God plannen heeft voor dit land. Met alle bescheidenheid kunnen we alleen maar zeggen dat wij klaarstaan voor deze roeping en voor de reis naar de komende honderd jaar. Hongarije boven alles, God boven ons allemaal!”

Orbán heeft zichzelf, kortom, gekroond tot hoeder van alle Hongaren, binnen en buiten de staatkundige grenzen. In de afgelopen twintig jaar zijn er driemomenten geweest jaar die ertoe hebben bijgedragen dat hij door velen ook daadwerkelijk wordt gezien als de persoon die Hongarije weer op de kaart kan zetten, bijvoorbeeld door van zich af te bijten in de Europese Unie.

Het eerste moment betreft het referendum van 2004. In dat jaar werd Hongarije niet alleen lid van de Europese Unie, maar hield het ook een referendum over de vraag of staatsburgerschap verleend moet worden aan de Hongaarse minderheden in de buurlanden. De destijds regerende Socialistische Partij (MSZP) voerde een campagne tégen het staatsburgerschap van de Hongaarse minderheden in de buurlanden, terwijl Fidesz juist vóór was. Het resultaat was 51.6% voor en 48.6% tegen. Het resultaat was echter ongeldig, omdat noch de voor- als tegenstemmers ten minste 25% van de stemgerechtigden betrof. De nee-campagne van de Socialisten en liberalen wordt achteraf gezien als een catastrofale fout. Het gaf Fidesz namelijk de kans om beslag te leggen op gevoelens als vaderlandse trots, binnen en buiten de grenzen van het land. Fidesz wordt in toenemende mate geassocieerd met beelden van massa’s mensen die wapperen met Hongaarse vlaggetjes. Haar slogan is immers “Voor ons komt Hongarije op de eerste plaats”. Zes jaar na het referendum komt Fidesz aan de macht, en neemt vervolgens het lot van de Hongaarse minderheden in eigen handen.

Het tweede moment betreft uiteraard het moment dat Fidesz aan de macht komt. Direct na haar overweldigende verkiezingsoverwinning in 2010 (met 53% van de stemmen bemachtigd Fidesz 67% van de zetels in het parlement) begint Fidesz aan wetgeving die etnische Hongaren het recht geeft op Hongaars staatsburgerschap én ook het recht geeft om te stemmen tijdens parlementsverkiezingen in Hongarije. Eind 2017 zijn er op die manier ongeveer een miljoen Hongaarse burgers bijgekomen; met merkbare gevolgen op de verkiezingsuitslagen. Zo bleek dat tijdens de verkiezingen in 2014 maar liefst 95.5% (!) van de stemmen van deze nieuwe Hongaarse burgers naar Fidesz ging, ten opzichte van 43.5% in Hongarije zelf. Daarmee heeft Fidesz uiteindelijk 44.9% van de stemmen gekregen, waarmee ze in 2014 wederom een 2/3e meerderheid in het parlement wist te bemachtigen (in 2011 wijzigde de regering het kiesstelsel, daardoor Fidesz met ongeveer 20% minder stemmen hetzelfde aantal zetels wist te bemachtigen).

De heuvels van Transsylvanië, de regio in Roemenië waar tot vandaag meer dan 1 miljoen Hongaren wonen, met een Hongaars strikje op een monument. Foto: Tibor Hargitai, mei 2018

De derde manoeuvre die Fidesz maakte om een machtsbasis te creëren bij de Hongaarse minderheden in de regio, was een overname van Jobbik-standpunten. Veel van de standpunten van de extreemrechtse Jobbik, in 2003 opgericht en sinds 2010 vertegenwoordigd in het Hongaarse parlement, werden door Fidesz overgenomen, om diezelfde standpunten vervolgens als Fidesz-standpunten te verkondigen. (Om de ideologie van Jobbik een beetje in perspectief te plaatsen: in 2013 zeiden Geert Wilders (PVV) en Marine Le Pen (FN) dat zij nooit zouden samenwerken met Jobbik, omdat ze die partij te extreem en racistisch vinden.) Zo was Jobbik bijvoorbeeld de eerste die kwam met het idee om immigratie te weren en was het overwegend Jobbik die in de nieuwe grondwet wilde verwijzen naar de Heilige Kroon en Hongarije ’s christelijke roots. Interessant: dit zijn precies de elementen die in de nieuwe grondwet van 2011 terecht zijn gekomen. Premier Orbán noemt Hongarije sinds 2014-2015 dan ook de beschermer van de Europese christelijke identiteit, die door de liberale West-Europese gefaalde multiculturele samenleving ernstig in het geding is gekomen. In haar partijprogramma’s ging Jobbik van begin af aan al uitgebreid in op hoe belangrijk de Hongaarse minderheden in de buurlanden zijn en wat voor catastrofe Trianon was, wederom een standpunt waar Fidesz veel naar refereert.

Hier een voorbeeld van hoe die strategie in de praktijk in zijn werk gaat. Neem de Europese migratiecrisis van 2015 en de manier waarop de Hongaarse regering de grenzen sloot en overging tot een nationalistische aanpak. Deze aanpak was eveneens geïnspireerd door Jobbik. Het was Jobbik’s partijleider Gábor Vona die tijdens een plenair debat in 2015 pleitte voor een referendum over de vraag of Hongarije mee moest doen met het Europees Besluit om een permanent overbrengingssysteem in te stellen om de migratiedruk in Italië en Griekenland te verlichten. Volgens de partijleider van Fidesz, Lajos Kósa, is die vraag echter niet referendabel, omdat Hongarije gebonden is aan verplichtingen van internationale verdragen. In paar maanden later stelt Vona een wetswijziging voor om de kwestie alsnog referendabel te maken en een dag later maakt Fidesz bekend dat zij een referendum uitschrijft over het Europese quotumsysteem.

Deze strategie heeft twee verschillende functies voor Fidesz. Politicologen Dániel Róna en Zsolt Enyedi vermoeden dat Fidesz de standpunten van Jobbik op experimentele basis gebruikte, om te zien hoe goed ze aan zouden slaan bij haar electoraat. Wegens groot succes werden deze experimenten omgevormd tot de vaste standpunten van Fidesz.

Ook het hermetisch afsluiten van de grenzen voor vluchtelingen past binnen de nationalistische retoriek waar het ‘Trianonsyndroom’ een verlengde van is. ‘Na 150 jaar bezetting door het Ottomaanse Rijk en 40 jaar door de Sovjetunie, wil nu de Europese Unie Hongarije ook nog eens de les lezen in hoe wij ons land moeten regeren!’ In 2011 deed Premier Orbán ook al een soortgelijke uitspraak:

“We did not tolerate Vienna dictating to us in [18]48, and we did not tolerate in [19]56 and 1990 that Moscow dictates to us. We won’t allow it now either that anyone from Brussels or anyone else dictates to us.

Deze diepgewortelde wrok kan op verschillende manieren gesust worden. Een van de functiebeschrijvingen voor volksvertegenwoordigers is het uitdragen als een voorbeeldfunctie. Zo zouden politici Hongarije’s toetreding tot de EU bijvoorbeeld kunnen beschouwen als een soort van opheffen van de grenzen met Roemenië (in 2007) en Slowakije, waar het grootste etnische Hongaarse minderheden wonen. Echter, wat Premier Orbán doet is de essentie van dit idee – het  verenigen van de volkeren van Centraal-Europa – verpakken in een sterk nationalistisch hoesje dat tot doel heeft de Europese Unie van binnenuit te hervormen; te beginnen met het vervangen van de liberale elites met illiberale elites in het Europees Parlement en de Europese Commissie en Raad. Op die manier kan korte metten worden gemaakt met de inmenging van de liberalen die samenwerken met het zogenaamde ‘Soros-netwerk’ in Brussel (deze term gebruikt de Hongaarse regering nog steeds). Volgens de Hongaarse regering probeert de EU Hongarije regels op te leggen en onze grenzen open te gooien voor miljoenen migranten. Dit leidde in 2017 onder andere tot een bizarre volksbevraging met de titel “Stop Soros”, met vragen als: “ben je het eens met George Soros’s en de EU’s idee om jaarlijks één miljoen immigranten de EU binnen te laten?”.

Slogan van Fidesz met Viktor Orbán: Voor ons komt Hongarije op de eerste plaats. Bron: Facebook-pagina Fidesz

Daarmee vergelijken de Hongaarse nationalisten de Europese Unie met een soort van bezettingsmacht, met historische paralellen: Hongarije was ondergeschikt aan de Habsburgers in Wenen en later aan de Sovjets in Moskou. Kritiek uit “Brussels” op de Hongaarse regering is over het algemeen het gevolg van Hongarije’s twijfelachtige invulling van de fundamentele waarden waarop de Europese Unie berust. Denk daarbij aan democratie, vrijheid, mensenrechten en de rechtsstaat.

Je hoeft niet van de EU te houden om in te zien dat lidmaatschap vrijwillig is, en dat er aan rechten plichten verbonden zijn. Het weerspiegelen van de EU als een onderdrukkingsmacht of immigratie als een existentiële bedreiging voor de nationale identiteit boezemt angst in. Zo is onder Fidesz-stemmers immigratie in 2018 de grootste angst na een onzekere toekomst, het hoogste percentage van de partijen.

De nationalistische retoriek van Fidesz schept niet alleen vaderlandsliefde, maar heeft ook een polariserend effect op de Hongaarse maatschappij en houdt Hongaarse burgers voor dat Hongarije omringd is door vijanden en er een immigratiegolf loert van epische proporties, tenzij de regering de grenzen grondig dicht houdt. Met opmerkingen als “de oppositie is geen onderdeel van de Hongaarse natie” of de liberale burgemeester van Boedapest een “smurf” die de weg kwijt is noemen, klinkt de regering zich eerder als een kat in het nauw dan als een partij die zich daadwerkelijk sterk maakt voor de Hongaren in binnen- en buitenland. Sterker nog, er heeft zich sinds 2010 een sterke democratische terugval voltrokken, waardoor Hongarije het eerste EU-land is dat volgens Freedom House van vrij teruggevallen is naar gedeeltelijk vrij.

Met het Verdrag van Trianon is Hongarije onrecht aangedaan. Ironisch genoeg wordt dit onrecht 100 jaar later door de regeringspartij als middel ingezet om haar greep op de macht te versterken. Die greep op de macht dient het uithollen van Hongarije’s democratie, en het verspreiden van nieuw onrecht.

Tibor Hargitai is een PhD-kandidaat Internationale Betrekkingen aan de Corvinus Universiteit van Boedapest.

Avatar
Over Tibor Hargitai 3 Artikelen
Tibor Hargitai (PhD) is docent-onderzoeker verbonden aan de Haagse Hogeschool. Zijn promotieonderzoek ging over de rol van Eurosceptische partijen op het EU-beleid in Nederland en Hongarije aan de Corvinus Universiteit Boedapest. Woonde van 2009-2019 in Boedapest en heeft Hongaarse roots. Hij schrijft vaker over democratische ontwikkelingen in Hongarije, met een bovengemiddelde interesse in de Visegrád-landen. Doel: studenten inhoudelijk betrekken bij berichtgeving over de regio.
Contact: Twitter