Op 13 december 1981 riep generaal en partijleider Wojciech Jaruzelski in Polen de staat van beleg uit. Dat maakte een einde aan anderhalf jaar van ongekende maatschappelijke ontwikkelingen in Polen. Ze worden wel aangeduid als carnaval, de maanden tussen augustus 1980 en december 1981, waarin bijna 10 miljoen mensen zich aansloten bij de onafhankelijke vakbond Solidarność. Deze eerste onafhankelijke vakbond in het Oostblok sprak wereldwijd tot de verbeelding. Het neerslaan ervan had om die reden repercussies ver voorbij de Poolse grenzen en maakte ook in Nederland veel los.
- Door Christie Miedema
In de nacht van 12 op 13 december werden duizenden vakbondsactivisten van hun bed gelicht. Sommige activisten wisten aan arrestatie te ontkomen. Anderen werden overgeslagen; voor alle miljoenen leden was in de interneringskampen geen plaats. Iwona Tuge, toen nog Mikulska, werd niet geïnterneerd, hoewel ze werkte bij de internationale afdeling van Solidarność. De dagen ervoor had ze FNV-voorzitter Wim Kok en buitenlandmedewerker Johan van Rens begeleid en voorgesteld aan Solidarność-leider Lech Wałęsa. Op 12 december zwaaide ze hen uit.
Op de ochtend van 13 december, toen in Nederland langzaam het nieuws binnen sijpelde over de arrestaties in Polen die nacht, landden Kok en Van Rens op Schiphol. Het eerste teken dat er iets mis was, was de grote hoeveelheid journalisten op het vliegveld, herinnert zich Johan van Rens.
Natuurlijk was een bezoek van een FNV-leider aan de nu al legendarische vakbond Solidarność nieuws – maar niet zo groot nieuws dat er massa’s journalisten kwam opdagen. Vakbondsjournalist Gerard Arninkhof mocht het vliegtuig in om kort te vertellen wat er was gebeurd in het land waar zij net vandaan kwamen. Daarna moesten ze de pers te woord staan. Nog vanaf het vliegveld organiseerden ze een protestmanifestatie voor de volgende dag.
Het had dus een haartje gescheeld of de voorzitter van de grootste Nederlandse vakcentrale had vastgezeten in Polen tijdens de uitroeping van de staat van beleg. Het zou extra saillant zijn geweest omdat Kok op dat moment ook voorzitter was van de Europese vakbondsfederatie. De voorbereidingen waren in volle gang toen beide vakbondsmannen nog in het land waren. Van Rens herinnert zich op weg van Gdańsk naar het vliegveld in Warschau bijzonder veel militair materieel te hebben gezien. Op het vliegveld werden ze nog eens omgeroepen, vertelt Van Rens. Om te checken of ze echt weggingen, denkt hij nu.
Geen Poolse aangelegenheid
Jaruzelski stelde de uitroeping van de staat van beleg graag voor als een Poolse aangelegenheid, maar in de gespannen internationale situatie van de vroege jaren tachtig was het een internationale kwestie. Sinds enkele jaren was de wapenwedloop tussen Oost en West weer opgelaaid en waren de betrekkingen tussen Moskou en Washington verslechterd. Twee weken voor de gebeurtenissen in Polen hadden 300.000 mensen op het Museumplein gedemonstreerd tegen de plaatsing van nieuwe kernwapens in Nederland. De onderdrukking van Solidarność in Polen was potentieel olie op het vuur, hoewel het nog erger was geweest als de Sovjet-Unie Polen binnen was gemarcheerd, zoals eerder in Tsjechoslowakije en Hongarije.
De gebeurtenissen in Polen waren geen puur Poolse aangelegenheid vanwege de invloed die ze hadden op de spanningen tussen Oost en West, maar ook vanwege de mate waarin Solidarność overal ter wereld tot de verbeelding sprak. Als eerste onafhankelijke massabeweging achter het IJzeren Gordijn wekte Solidarność hoop bij mensen die het einde van het communisme in Oost-Europa voor ogen hadden. Als grote arbeidersbeweging was Solidarność echter ook een bron van inspiratie voor mensen die hoopten op een ander communisme.
Nederlandse verontwaardiging
De protestmanifestatie die de FNV samen met het CNV op 14 december 1981 in Amsterdam organiseerde was dus niet zomaar een verplicht nummer. De Koopmansbeurs zat afgeladen vol met mensen die hun verontwaardiging wilden uiten. En ook op andere momenten lieten mensen in Nederland hun onvrede blijken. Op 13 december zelf gingen mensen spontaan de straat op om te protesteren tegen de onderdrukking van Solidarność en bekladden daarbij het Poolse verkeersbureau. Een maand later werd dat verkeersbureau zelfs tijdelijk bezet door boze demonstranten.
Het hoogtepunt van de Nederlandse verontwaardiging was de demonstratie op 19 december, gezamenlijk georganiseerd door alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde politieke partijen, de vakcentrales en verschillende andere maatschappelijke organisaties. Rijen breed liep een massa mensen door Amsterdam om uiteindelijk bij de Mozes en Aäronkerk te worden toegesproken door Nederlandse politici en Solidarność-activisten die in het Westen waren gestrand.
Ook in 1982 en 1983 organiseerden de vakbonden en Poolse migranten demonstraties en activiteiten. Een andere belangrijke bron van activiteiten voor Polen waren de Polencomités – ad hoc combinaties van linkse activisten, Polen en andere geïnteresseerden – die tussen 1980 en 1982 in een groot aantal steden in Nederland werden opgericht. Toen echter in de volgende jaren de coup van Jaruzelski leek te slagen en Solidarność noodgedwongen ondergronds bleef nam de frequentie van de demonstraties, die al steeds slechter werden bezocht, geleidelijk af. De zo enthousiast opgerichte Polencomités werden één voor één opgeheven. Een uitzondering vormde het in Amsterdam opgerichte informatiebureau voor Solidarność, dat door Nederlander van Poolse afkomst Jan Minkiewicz, in steeds moeilijkere omstandigheden in leven werd gehouden.
Pakketjes voor Polen
De politieke verontwaardiging in Nederland over de tanks op de Poolse straten was groot, maar kortdurend. Substantiëler was de hulpverlening die al ruim voor 13 december 1981 op gang was gekomen. De economische situatie in Polen was al jaren schrijnend. De lange rijen voor de winkels waren daar een duidelijk voorbeeld van. Een onsuccesvolle poging van de Poolse regering om vleesprijzen te verhogen was uiteindelijk de lont in het kruitvat die leidde tot de oprichting van Solidarność. De combinatie van een inspirerende maatschappelijke beweging en schrijnende tekorten maakte in het Westen veel los. Toen Lech Wałęsa in het najaar van 1981 opriep om hulp naar Polen te sturen, sloeg dat in heel West-Europa aan, ook in Nederland.
Eén van de grootste projecten in Nederland was de ‘Pak van je hart’ actie van de Telegraaf. Een konvooi met vrachtwagens vertrok op 13 december onder grote publieke belangstelling naar Polen, waar het ondanks de staat van beleg wel de pakketten af kon leveren.
De hulp betekende meer dan alleen het stillen van honger. Het was een teken dat Polen niet vergeten was, dat Solidarność meer mensen had geïnspireerd dan de tien miljoen Poolse leden. Hulp kwam uit de hele wereld en was een belangrijke steun in de rug voor mensen die nog steeds uren in de rij moesten staan voor hun dagelijkse boodschappen en daar nu bovendien nog de zorg om geïnterneerde familie en vrienden bij hadden gekregen.
Iwona Tuge coördineerde in Gdansk een deel van de verspreiding van de hulp die uit het Westen kwam. Ze vertelt hoe Danuta Wałęsa in 1983 langskwam voordat ze namens haar man in Oslo de Nobelprijs in ontvangst zou nemen, om tussen de tweedehandskleding uit het Westen aanvullingen voor haar garderobe te zoeken.
Geëmotioneerd herinnert Tuge zich hoe gedurende de staat van beleg vanuit Italië pakketten met panettone, Italiaans kerstbrood, aankwamen: ‘Je kunt je nu nauwelijks voorstellen wat dat voor ons betekende. Het was hartje winter – koud en donker. Alle hoop leek vergaan: we wisten niet wanneer en óf de staat van beleg ooit zou eindigen. En toen stuurden Italianen ons panettone! Iets totaal onpraktisch, maar een feestelijke cadeautje. Voor mij voelde het alsof iemand een bloem op de modder gooide. Ik vond het zo fantastisch.’ Ze stuurde de pakketten door naar de mensen die gevangen zaten.
De humanitaire hulp hield langer stand dan de politieke verontwaardiging, maar in 1985 stopte de Nederlandse Stichting Hulp aan Polen, waarin de vakcentrales, kerken en het Rode Kruis samenwerkten, met de jaarlijkse inzamelingsacties in de winter. Dat betekende overigens niet dat individuele initiatieven niet nog jaren door gingen met het sturen van hulp. Mijn oma stuurde tot enkele jaren geleden trouw haar oude kleren naar een vrouw in Polen – ‘bij de Russische grens’, zoals ze altijd zei. Ach oma, die leeft nog in de Koude Oorlog, dacht ik aanvankelijk, tot ik het plekje opzocht: het lag inderdaad vlakbij de enclave Kaliningrad.