Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Donau 2008/2.
Wie in Skopje spreekt over ‘de Albanezen in Macedonië’1In dit artikel wordt met ‘Albanezen in Macedonië’ de staatsburgers van de Republiek Macedonië met een etnische Albanese achtergrond bedoeld, niet de etnisch Albanese Kosovaren uit de Republiek Kosova, die ook in grote aantallen (illegaal) in Macedonië wonen en ook niet de staatsburgers van de Republiek Albanië. Met ‘Macedoniërs’ worden staatsburgers van de Republiek Macedonië met een etnisch Macedonische achtergrond bedoeld. Dit onderscheid tussen ‘Albanezen’ en ‘Macedoniërs’ is vooral om duidelijkheid te scheppen en houdt geen implicatie in betreffende de oorspronkelijke bewoners van Macedonië. Internationale media gebruiken vaak de term ‘Slavische Macedoniërs’, wat een even bizarre omschrijving is als ‘Germaanse Nederlanders’ in het maken van een onderscheid tussen autochtone Nederlanders en de hier te lande aanwezige minderheden. ziet zijn conversatie snel gestuurd door de afkomst van zijn gesprekspartner. Er bestaan ten aanzien van dit gevoelige onderwerp dan ook diverse inzichten, waaronder een Macedonische en een Albanese zienswijze. Ook de internationale gemeenschap houdt er een eigen visie op na. Dat doet zij al eeuwenlang in Zuidoost-Europa: aanvankelijk als de Grote Mogendheden, daarna als de Contact Groep en nu vooral als Internationale Aanwezigheid.2De Grote Mogendheden uit de late negentiende eeuw waren Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Op bijeenkomsten als het Congres van Berlijn (in 1878), en de Conferentie van Ambassadeurs te Londen (in 1912) bepaalden zij over de onafhankelijkheid en/of grenzen van diverse Balkanlanden. De Contact Groep bestond uit Duitsland, Frankrijk, Italië, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De Groep heeft in het laatste decennium veel invloed gehad in Bosnië en Kosovo. Sinds 2001 heeft de International Aanwezigheid in Skopje een sterke invloed op het regeringsbeleid van de Republiek Macedonië via de vertegenwoordigingskantoren van vooral de EU, NAVO, OVSE, Raad van Europa en niet te vergeten de alles bepalende internationale aanwezigheid in Skopje: de Amerikaanse ambassade. Zodoende heeft de internationale gemeenschap – vroeger én tegenwoordig de toon gezet voor zowel de Albanese als de Macedonische Kwestie.
Anderzijds, het was in 2001 juist de internationale gemeenschap die voorkwam dat ook in Macedonië een langdurige burgeroorlog uitbrak. Het was ook mede dankzij de internationale gemeenschap dat het Akkoord van Ohrid (OFA, Ohrid Framework Agreement) tot stand kon komen en dat de basis werd gelegd voor betere betrekkingen binnen Macedonië.3Het Akkoord van Ohrid kwam op 13 augustus 2001 tot stand; ratificatie volgde op 16 november 2001. De basisprincipes zijn:
1.1. The use of violence in pursuit of political aims is rejected completely and unconditionally. Only peaceful political solutions can assure a stable and democratic future for Macedonia.
1.2. Macedonia’s sovereignty and territorial integrity, and the unitary character of the State are inviolable and must be preserved. There are no territorial solutions to ethnic issues.
1.3. The multi-ethnic character of Macedonia’s society must be preserved and reflected in public life.
1.4. A modern democratic state in its natural course of development and maturation must continually ensure that its Constitution fully meets the needs of all its citizens and comports with the highest international standards, which themselves continue to evolve.
1.5. The development of local self-government is essential for encouraging the participation of citizens in democratic life, and for promoting respect for the identity of communities.
Het Akkoord van Ohrid betekende een herziening van de Grondwet en tal van hervormingswetgeving om tegemoet te komen aan de grieven van de Albanezen in Macedonië en tegelijk de territoriale soevereiniteit en andere Macedonische wensen te realiseren. Dit proces werd in 2005 afgesloten, nadat eerst op 8 maart 2002 bet parlement een amnestiewet goedkeurde voor degenen die betrokken waren bij het conflict van 2001 en in de zomer van 2004 een serie wetgeving aangaande decentralisatie goedkeurde, waarna het op 15 juli 2005 wetgeving betreffende het vertoon van nationale vlaggen en symbolen goedkeurde. Even leek er een kink in de kabel te komen, door een referendum (7 november 2004) rondom de keuze door te gaan met de uitvoering van het Akkoord of terug te keren naar de wetgeving van 1996. Vanwege een te lage opkomst werd het referendum ongeldig verklaard. De Amerikanen speelden een handige troefkaart door kort voor het referendum Macedonië te erkennen onder zijn grondwettelijke naam. De technische toepassing van het Akkoord gaat nog steeds door zij het met hindernissen (zoals de weigering in augustus 2008 van president Branko Crvenkovski om over te gaan not medeondertekening van de Wet op gebruik van talen, de Wet op lobbyen, de Wet op wijzigingen en toevoegingen betreffende de Wet op arbeidsbetrekkingen en idem ten aanzien van de Wet op onteigening, de Wet op de uitvoering van recht en de Wet op energie). Zeven jaar na het Akkoord is de noodzaak tot dialoog tussen de diverse gemeenschappen, die samen het mooie mozaïek van de Macedonische maatschappij vormen4Volgens de volkstelling van 2002 bestaat die mozaïek vooral uit Macedoniërs (1,297.981), Albanezen (509.083), Turken (77.959), Roma (53.879), Vlachen (9.695), Serviërs (35.939), Bosniakken (17.018) en overigen (20.993), waaronder ook heel kleine gemeenschappen vallen (zoals ‘de Egyptenaren in Macedonië), Bron: Final Data, Macedonian State Statistical Office, “Census of Population, Households and Dwellings in the Republic of Macedonia, 2002” (Book XIII) 340.
1.1. The use of violence in pursuit of political aims is rejected completely and unconditionally. Only peaceful political solutions can assure a stable and democratic future for Macedonia.
1.2. Macedonia’s sovereignty and territorial integrity, and the unitary character of the State are inviolable and must be preserved. There are no territorial solutions to ethnic issues.
1.3. The multi-ethnic character of Macedonia’s society must be preserved and reflected in public life.
1.4. A modern democratic state in its natural course of development and maturation must continually ensure that its Constitution fully meets the needs of all its citizens and comports with the highest international standards, which themselves continue to evolve.
1.5. The development of local self-government is essential for encouraging the participation of citizens in democratic life, and for promoting respect for the identity of communities.
Het Akkoord van Ohrid betekende een herziening van de Grondwet en tal van hervormingswetgeving om tegemoet te komen aan de grieven van de Albanezen in Macedonië en tegelijk de territoriale soevereiniteit en andere Macedonische wensen te realiseren. Dit proces werd in 2005 afgesloten, nadat eerst op 8 maart 2002 bet parlement een amnestiewet goedkeurde voor degenen die betrokken waren bij het conflict van 2001 en in de zomer van 2004 een serie wetgeving aangaande decentralisatie goedkeurde, waarna het op 15 juli 2005 wetgeving betreffende het vertoon van nationale vlaggen en symbolen goedkeurde. Even leek er een kink in de kabel te komen, door een referendum (7 november 2004) rondom de keuze door te gaan met de uitvoering van het Akkoord of terug te keren naar de wetgeving van 1996. Vanwege een te lage opkomst werd het referendum ongeldig verklaard. De Amerikanen speelden een handige troefkaart door kort voor het referendum Macedonië te erkennen onder zijn grondwettelijke naam. De technische toepassing van het Akkoord gaat nog steeds door zij het met hindernissen (zoals de weigering in augustus 2008 van president Branko Crvenkovski om over te gaan not medeondertekening van de Wet op gebruik van talen, de Wet op lobbyen, de Wet op wijzigingen en toevoegingen betreffende de Wet op arbeidsbetrekkingen en idem ten aanzien van de Wet op onteigening, de Wet op de uitvoering van recht en de Wet op energie). Zeven jaar na het Akkoord is de noodzaak tot dialoog tussen de diverse gemeenschappen, die samen het mooie mozaïek van de Macedonische maatschappij vormen4Volgens de volkstelling van 2002 bestaat die mozaïek vooral uit Macedoniërs (1,297.981), Albanezen (509.083), Turken (77.959), Roma (53.879), Vlachen (9.695), Serviërs (35.939), Bosniakken (17.018) en overigen (20.993), waaronder ook heel kleine gemeenschappen vallen (zoals ‘de Egyptenaren in Macedonië), Bron: Final Data, Macedonian State Statistical Office, “Census of Population, Households and Dwellings in the Republic of Macedonia, 2002” (Book XIII) 340.
De eerdere census van 1994 gaf, in ronde getallen, aan: Macedoniërs (1,3 miljoen); Albanezen (443.000); Turken (77.000); Roma (44.000); Serviërs (39.000) en Vlachen (8500). Bron: Ackerman, A., Making Peace Prevail, Preventing Violent Conflict in Macedonia (New York 2000), 52.
Hieruit volgt dat het aantal Macedoniërs en Turken stabiel is gebleven, maar het aantal Albanezen en Roma sterk is gestegen. Qua percentage zijn deze twee vergelijkbaar, maar qua absolute getallen niet. Terecht merkt Pearson op dat statistiek over etnische achtergrond in de hele regio zeer gevoelig ligt, en betwijfeld wordt, terwijl ook moet worden meegeteld dat Albanezen in de census van 1991 en 1994 een gedeeltelijke boycot toepasten. Verder merkt Pearson op dat Minority Rights Group International uitgaat van een getal voor de Roma in Macedonië dat eerder om en nabij de 200.000 zou moeten liggen, wat veel met het reizende – vaak statenlose – bestaan van Roma te maken heeft. Pearson, B., Macedonia: the last chance for peace; ICG Balkans Report 113, vii.
In 2001 (tijdens de conferentie “Macedonia-Macedonias: Changing Contexts in the Changing Balkans”, die van 14-16 juni 2001 aan het Centre for South East European Studies/ School of Slavonic and East European Studies van het University College in Londen werd gehouden) verschafte Prof. dr. Vladimir Ortakovski interessante gegevens over eerdere bevolkingstoename van de Albanezen in Macedonië: 13% van de bevolking was Albanees in 1961; 17% in 1971; 19,7 % in 1981 en 21% in 1991. Deze stijgende lijn is sindsdien evident doorgezet., nog altijd acuut aanwezig. Die dialoog – al jarenlang ondersteund door de Nederlandse overheid5Via het Ministerie van Buitenlands Zaken, en in het bijzonder het eigen budget van de Nederlandse ambassade in Skopje, worden diverse niet-gouvernementele organisaties in Macedonië financieel ondersteund om de bi-communale dialoog gaande te houden en te intensiveren. Gevolg: goede resultaten, in diverse steden. – betreft vooral de twee grootste bevolkingsgroepen: de Macedoniërs en de Albanezen in Macedonië.6De twee gemeenschappen leven in feite zowel met, naast als langs elkaar. Vaak wil men ‘de andere kant’ niet eens specifiek aanduiden. Zo spreekt men in Skopje bijvoorbeeld over “die mensen van over de brug”. Skopje is gescheiden door de Vardar-rivier, waarbij de Albanezen merendeels aan de ene kant wonen en de Macedoniërs merendeels aan de andere kant. Dit is vergelijkbaar met Mitrovica in Kosova, waar de Ibar de etnisch Servische Kosovaren in het noorden scheidt van de etnisch Albanese Kosovaren in het zuiden. Het feit dat beide gemeenschappen in Macedonië een verschillende religie hebben (Albanezen: voornamelijk islamitisch; Macedoniërs voornamelijk orthodox) plus een verschillende taal en schift kennen (Albanezen: Albanees en Latijns schrift; Macedoniërs: Macedonisch en Cyrillisch schrift) én verschillende media volgen, compliceert de zaak nog verder.
Door Hans van den Berg
In het westen van Macedonië, grenzend aan Albanië, en in het noordoosten, grenzend aan Kosova7Op 28 november 1920 ontstond de onafhankelijke Republiek Albanië. Op 8 september 1991 werd de Republiek Macedonië onafhankelijk en op 17 februari 2008 werd de vroegere autonome provincie Kosovo van Servië, onder de naam Republiek Kosova., vallen de Albanese Kwestie en de Macedonische Kwestie samen tot een – letterlijk en figuurlijk – grensgebied. Vandaar dat in dit terrein, ondermeer op territoriaal en cultureel vlak, botsende visies, fricties en ook vormen van gewapend conflict ontstonden.8Het voert te ver om alle historische conflicten hier aan te geven. Ter illustratie, een voorbeeld dat aangeeft dat strijd niet alleen van deze tijd is. In 359 voor Christus versloegen de Illyriërs bijna het koninkrijk Makedon. Macedonische koningen bleven in gevecht met de Illyriërs, totdat Philippus II (vader van Alexander de Grote) hen wist te bedwingen en delen van hun land kon innemen. In de moderne tijd was in de autonome provincie Kosovo, binnen de Joegoslavische republiek Servië, het UÇK (Ushtria Çlirimtare Kombëtare, het Kosovaars Bevrijdinglege actief als gewapende Albanese organisatie. In Zuid-Servië was dit het UÇPMB (Ushtria Çlirimtare për Preshes Medvegjë dhe Bujanoc, het Bevrijdingsleger voor Preševo, Medvedja en Bujanovac), terwijl dit in Macedonië h UÇK-M (Ushtria Çlirimtare Kombëtare, het Nationaal Bevrijdingsleger, in het Macedonisch: ONA, Osloboditelna Narodna Armija) was. Ook ná het Akkoord van Ohrid bleven extremistische organisaties actief, waarvan het Albanese Nationale Leger (in het Albanees: AKSh, Armata Kombëtare Shqiptare; in het Macedonisch: ANA, Albanskata Nacionalna Armija) het bekendst is. Het model voor deze Albanese bevrijdingsbewegingen is het, op 10 juli 1943 opgerichte, Nationale Bevrijdingsleger van Albanië dat zich zonder buitenlandse hulp – tijdens de Tweede Wereldoorlog wist te ontdoen van de Italiaanse én de Duitse bezetter.
Bron: diverse onderzoeken van de auteur naar extremistische organisaties binnen het etnisch Albanees gebied. Om inzicht te krijgen in de oorzaken hiervan, is het nodig inzicht te krijgen in de visies van de ‘de Albanezen in Macedonië’.
Bron: diverse onderzoeken van de auteur naar extremistische organisaties binnen het etnisch Albanees gebied. Om inzicht te krijgen in de oorzaken hiervan, is het nodig inzicht te krijgen in de visies van de ‘de Albanezen in Macedonië’.
De Albanese visie op Macedonië
De Albanezen beschouwen zichzelf als afstammelingen van de Illyriërs9Voor meer achtergronden, zie: Wilkes, J.J., The Illyrians (Oxford 1992). Voor een nationalistische kijk op onderwerp én grafisch materiaal, zie: http://www.illyrians.org/index.html., die eeuwen vóór onze jaartelling grote gebieden beheersten in het huidige Albanië, Noord-Griekenland en voormalig Joegoslavië. Met de komst van de Slaven, rond de zevende eeuw na Christus, gaan de Albanezen uit van de gedachte dat hiermee de basis werd gelegd voor de Albanezen als ‘onderdrukte natie’.10Deze term is ontleend aan Balakovská (Balakovská, K., Silj, A., en Zucconi, M., “Minority Politics in Southeast Europe: Crisis in Macedonia”, Ethnobarometer (Rome 2002), 111. Dit betreft in het bijzonder voormalig Joegoslavië, waarvan Macedonië één van de republieken was, en dan vooral de republiek Servië (waar de Albanezen sterk werden onderdrukt in de provincie Kosovo, en ook, maar in mindere mate, in de Preševo vallei).
Hoewel in Joegoslavisch Macedonië de situatie voor de Albanezen bepaald beter was dan in Kosovo en in de Preševo vallei, voelde zich ook hier tweederangsburgers. De Albanezen hielden bovendien, ook ná de Macedonische onafhankelijkheid in 1991, een aantal duidelijke grieven.
Die grieven betroffen, inter alia, de grondwet, de taal en het onderwijs. De Albanezen wilden grondwettelijke gelijkstelling met de Macedoniërs als één van de constituerende volkeren, het Albanees als tweede staatstaal en verder eisten zij dat de Macedonische staat het onderwijs – in de eigen taal – van lagere school tot en met universiteit11Eind 1994 kwamen de Albanezen in het nieuws met de vestiging van een onofficiële, niet-erkende Albaneestalige universiteit, de ‘Tetovo Universiteit’. Tetovo is de stad in westelijk Macedonië waar meer dan tachtig procent van de bevolking van Albanese oorsprong is. Ondanks de relatief grote welvaart in de private sector, waren hier veel radicale Albanezen te vinden. In 2000, met hulp van de internationale gemeenschap en met een belangrijke rol voor de Nederlandse overheid en personen als Max van der Stoel, kwam in Tetovo de drietalige South East Europe University tot stand. Sinds 2005 is ook de ‘Tetovo Universiteit’ erkend, als derde ‘Albanese’ universiteit. voortaan zou betalen. Men stelde dat een Albanese meerderheden in bepaalde delen van Macedonië systematisch ontkend werd. Er moest in deze gebieden liefst lokaal zelfbestuur komen. Voorts ging men uit van een ongelijke behandeling, vooral door politie en justitie, en wees men op het feit dat Albanezen waren ondervertegenwoordigd in het openbaar bestuur, de politie, het leger, et cetera. Het Akkoord van Ohrid heeft al die grieven ondervangen – wat niet wil zeggen dat er geen Albanese wensen meer resteerden – en na het Akkoord koos men gelukkig weer het parlement als primair strijdtoneel.12De huidige twee grootste Albanese partijen zijn de Democratische Unie voor Integratie (in het Albanees: Bashkimi Demokratik për Integrim; in het Macedonisch: DUI, Demokratska unija za integracija), voortgekomen uit het UÇK-M, en verder de Democratische Partij van Albanezen (in het Albanees: PDSh, Partia Demokratike Shqiptare, in het Macedonisch: DPA, Demokratska Partija na Albancite). Er is ook de, veel kleinere, Partij voor Democratische Welvaart (in het Albanees: PPD, Partia për Prosperitet Demokratik, in het Macedonisch: PDP, Partija za Demokratski Prosperitet) die mogelijk zal opgaan in DPA) en er zijn enkele extremistische partijen. De twee grootste Macedonische partijen zijn de Sociaal Democratische Unie van Macedonië (in het Macedonisch: BDSM, Socijal-Demokratski Sojuz na Makedonija) die nu opnieuw in de oppositie zit, en de partij van de pas herkozen premier Nikola Gruevski, de Interne Macedonische Revolutionaire Organisatie-Democratische Partij voor Macedonische Nationale Eenheid (in het Macedonisch: VMRO-DPMNE, Vnatreshna Makedonska Revolucionerna Organizacija-Demokratska Partija za Makedonsko Nacionalno Edinstvo). De oppositie van het Kabinet Gruevski II, verenigd in de ‘Zon Coalitie’, bestaat uit SDSM, de Liberaal Democratische Partij, de Nieuwe Sociaal Democratische Partij en de Nieuwe Alternatieve Partij. Zij gingen deze zomer over tot een boycot van parlementaire sessies, nadat Zoran Zaev (burgemeester van Strumica en SDSM vice-president) was gearresteerd op verdenking van corruptie. Er was een interventie voor van SDSM voorman (en Macedonisch president) Crvenkovski, met nota bene gratie voor Zaev, voor nodig om de oppositie terug in het Parlement te krijgen. Ook de Albanese oppositie, DPA en PDP, schuwen het wapen van parlementaire boycot niet. Dat was overigens ook van toepassing op de huidige Albanese regeringspartner, DUI, toen deze in de positie zat.
De Macedonische visie op de Albanezen
De Macedoniërs gaan uit van een aanwezigheid van Albanezen in de regio vanaf het moment dat de Albanezen voor het eerst in geschreven bronnen genoemd worden: in de elfde eeuw, dus ná de komst van de Slaven in de regio. Zodoende zien zij Albanezen vooral als immigranten. Deze houding werd versterkt door de Kosovo Oorlog en Operation Allied Force, toen als gevolg van geweld honderdduizenden Kosovaarse Albanezen als vluchteling naar Macedonië kwamen. De internationale gemeenschap had Macedonië op geen enkele wijze voorbereid op deze ‘invasie’, terwijl deze grote economische en demografische gevolgen had. De Macedoniërs laten niet na op te merken dat opvallend veel Kosovaarse vluchtelingen in Macedonië (permanent) achterbleven. Daarnaast wijzen ze er op dat Albanese extremistische organisaties – uit Kosovo en de Preševo vallei – hun equivalent in Macedonië ruimschoots van inspiratie, wapens en personeel voorzagen.
Ook ná het Akkoord van Ohrid bleven veel Macedoniërs de Albanezen in Macedonië als een gewapende bedreiging zien, ondanks Operation Essential Harvest,13Operation Essential Harvest was een NAVO-operatie die in augustus 2001 begon en waarbij bijna 4.000 wapens door de Albanezen werden ingeleverd. Volgens de Macedoniërs was dit echter maar een fractie van het totaal, terwijl men ook in Kosova, Zuid-Servië en Albanië nog altijd wapendepots vermoedde. De NAVO-operatie werd gevolgd door opeenvolgende NATO Task Forces, waaronder Task Force Fox (geleid door Nederland) tot 31 maart 2003. Daarna werden taken overgedragen aan de eerste EU Politieke Missie ooit: Operation Concordia, die op 15 december 2013 eindigde. Hierna volgde de tweede EU Politie Missie ooit: Proxima, die met een jaar werd verlengd (Proxima II). Het mandaat hiervan liep in december 2005 af, waarna Proxima werd vervangen door EUPAT (European Union Police Advisory Team). In juni 2006 werd ook EUPAT beëindigd. Macedonië is nu stabiel. waarin geprobeerd werd wapens in te zamelen. Bovendien had men ook moeite met de amnestieregeling die uit het Akkoord voortkwam.
De Macedoniërs vonden dat vóór het Akkoord van Ohrid, in de grondwet en in de praktijk, de culturele rechten van de Albanezen al voldoende waren gewaarborgd, onder meer dankzij onderwijs – in het Albanees – op lagere en middelbare scholen, terwijl er ook de eigen Albanese media waren.14Bijvoorbeeld ‘Fakti’, ‘Flaka’, ‘Lobi’, en tal van private radio en TV zenders in de Albanese taal. Verder was het Macedonische electorale systeem zo ingericht dat Albanezen proportioneel vertegenwoordigd waren in het parlement, en de praktijk was zo dat in regeringscoalities altijd Albanese partijen werden opgenomen (hoewel zelden meer dan één per coalitie).
Aan Macedonische kant bestond de vrees dat het toestaan van meer vrijheden territoriale gevolgen zou kunnen hebben. Er was angst voor federalisering, mogelijk gevolgd door afscheiding van gebieden die voornamelijk door Albanezen werden bewoond. Dit zou de totale disintegratie van de Republiek Macedonië kunnen betekenen, waarbij ook de andere traditionele ‘wolven’ (Servië, Bulgarije, Griekenland) allemaal hun deel zouden opeisen.15Na de Tweede Balkanoorlog (1913) werd Ottomaans Macedonië zo verdeeld dat Griekenland een deel kreeg (Egeïsch Macedonië); Servië een deel (Vardar Macedonië) en Bulgarije een deel (Pirin Macedonië). Sindsdien erkende Servië de autonomie van de Macedonische Orthodoxe Kerk niet, erkende Bulgarije weliswaar de staat Macedonië maar niet de taal en niet de Macedonische minderheid op eigen bodem, en erkende Griekenland noch de staat Macedonië, noch de Macedonische minderheid op eigen bodem en werd het gebruik van de Macedonische taal verboden en werden Macedoniërs gedwongen Griekse namen aan te nemen. De kwestie van etnische Macedoniërs die kort na de Tweede Wereldoorlog uit Griekenland werden verdreven, zonder compensatie voor verlies van bezit en positie, is nog altijd onopgelost.
Ohrid heeft de angst voor aantasting van de territoriale integriteit kunnen ondervangen, maar ook daarna bleef men ongerust over de onevenredige bevolkingsgroei en bleef men angst houden voor plannen richting een ‘Groot Albanië’ en/of ‘Groot Kosova’. Men bleef overtuigd van banden tussen (voormalige) extremisten en de georganiseerde misdaad. Dit was deels op basis van feiten en deels uit jaloezie, omdat het Albanese private zakenleven – als alternatief voor overheidsfuncties – in ‘Albanese’ steden als Tetovo tot grote welvaart kon en kan leiden. Er is zeker tastbaar bewijs dat Albanese criminelen, die geld verdienden met drugs, wapens en mensenhandel, tevens functioneerden als geldschieter voor het UÇK-M, maar er is evenzeer – en veel meer – tastbaar bewijs dat veel geld in de Albanese gebieden in Macedonië gewoonweg is gebaseerd op remittances, geld dat naar huis gestuurd wordt door Albanezen die buiten Macedonië werken.
Gezamenlijke toekomst
Willen Albanezen en Macedoniërs een gezamenlijke toekomst opbouwen binnen het territoir van de Republiek Macedonië, dan zal ook een gezamenlijk beleid gevoerd moeten worden met afdoende ruimte voor de aspiraties van beide gemeenschappen. Wantrouwen zal moeten plaatsmaken voor samenwerking en vooroordelen moeten worden vervangen door feitenkennis en het nieuwe perspectief: Europese integratie, in plaats van nationalisme.
Het kabinet Gruevski II, dat op 27 juli van dit jaar door het Macedonische parlement (Sobranje) werd goedgekeurd, moet hiertoe in staat worden geacht. Echter, eerst zal het kabinet een goede band met de oppositie moeten zien te krijgen om vervolgens, als coalitie van Macedonische en Albanese politici, de komende vier jaar aandacht te geven aan politieke stabiliteit, economische ontwikkeling, verdere vooruitgang bij de Euro-Atlantische integratie, het tegengaan van georganiseerde misdaad en corruptie, plus de voortzetting van juridische hervorming. Hierdoor zullen zaken als EU-toetreding en investeringen uit het buitenland een realistisch perspectief worden en benut kunnen worden voor sectoren als onderwijs, infrastructuur en landbouw.16Die mogelijkheden op het gebied van de landbouw bestaan al geruime tijd. Al op 2 mei 2005 hield de auteur aan de Universiteit van Wageningen een lezing getiteld: “Chances and Challenges for Dutch Agribusiness in Macedonia” en wees daarbij, ondermeer, op de vele steun en subsidiemogelijkheden die de Nederlandse overheid biedt – aan het Nederlandse bedrijfsleven – om te investeren in Macedonië.
Conclusie
Indien de Albanezen op basis van het Akkoord van Ohrid ‘aan boord blijven’, en verdere gedachten in de richting van afscheiding en/of een aansluiting bij Albanië of Kosova laten varen, en als zij zich werkelijk committeren aan een toekomst binnen Macedonië, samen met de Macedoniërs, en de Macedoniërs hun Albanese medeburgers werkelijk als gelijke gaan zien en behandelen, en hen blijvend de culturele en andere rechten schenken die hen toekomen, dan kan Macedonië als zelfstandige entiteit – binnen het grotere geheel van Europese en Atlantische instellingen – een goede en hoopvolle toekomst tegemoet zien.
Wie weet komen, als gevolg van de Europese integratie, de Macedonische Kwestie en de Albanese Kwestie in zulk een ander daglicht te staan dat etniciteit van ondergeschikt belang wordt, zodat huidige Macedonische en Albanese partijen kunnen fuseren tot goed functionerende fundamenten van de Macedonische politiek en maatschappij. Echter, dit is vooralsnog een utopie, want vooruitgang gaat slechts geleidelijk in Macedonië en zijn regio.
Anderzijds, nu zowel Albanese als Macedonische prioriteiten worden gerealiseerd, dankzij Ohrid en meer recent het kabinet Gruevski I en II, en als Skopje naast een vergelijk met de Albanezen ook in staat zal zijn om tot een vergelijk te komen met de Grieken aangaande de naamskwestie17De ‘same name blame game’, tussen de Republiek Macedonië en de Helleense Republiek, met haar noordelijke provincie Macedonië, ondermijnt enerzijds de Macedonische identiteit en veiligheid, maar zorgt in toenemende mate voor Macedonische eenheid en brengt andere gevoelige bilaterale onderwerpen, zoals de Macedonische minderheid in Griekenland, steeds meer op de voorgrond. Jarenlange bemiddeling, via de VN, heeft niet tot resultaat mogen leiden. Na het Griekse veto op 4 april 2008 ten aanzien van Macedonië’s toetreding tot de NAVO hebben de standpunten zich verder verhard. Het is opmerkelijk dat de EU in januari 1992 wél Slovenië en Kroatië erkende als onafhankelijke staten, maar niet Macedonië, terwijl de Arbitrage Commissie, onder leiding van Robert Badinter, destijds van mening was dat Macedonië zijn grondwet adequaat had aangepast door afstand te doen van alle territoriale claims en vijandige propaganda en dat het daarmee voldeed aan de richtlijnen voor erkenning. (Bron: Conference on Yugoslavia: Arbitration Commission Opinion No. 6 on the recognition of Republic of Macedonia by the European Community and its Member States.)
Hoewel permanente leden van de VN Veiligheidsraad – zoals de Russische Federatie, de Volksrepubliek Chine en de Verenigde Staten van Amerika – Macedonië erkennen als ‘Republiek Macedonië’, laten de EU, de NAVO en de VN zich vooralsnog de Griekse wil opleggen. Het effect is toenemend nationalisme, in zowel Griekenland als Macedonië. Een oplossing is nog steeds mogelijk en wordt nog steeds besproken onder leiding van VN bemiddelaar Matthew Nimetz. Gaandeweg ziet de internationale gemeenschap in, dat de VN-formulering ‘Former Republic of Macedonia; (FYROM) evenzeer een anachronisme is als bijvoorbeeld ‘Former Greek Territories of the Ottoman Empire’. – zonder ook in dit geval zijn nationale identiteit te hoeven ondermijnen – dan zullen gezamenlijke belangen in Macedonië (zoals economische groei en concurrentie, meer werkgelegenheid en een hogere levensstandaard) het land tot grote hoogte kunnen brengen. Etnische en andere verschillen kunnen dan, geleidelijk aan, naar de achtergrond verdwijnen. Dit is vooralsnog erg onwaarschijnlijk, maar op termijn zeker niet onmogelijk.18Dit is uiteraard een bijna naïef optimistische kijk op de ontwikkelingen, zeker wanneer men bedenkt dat de Albanezen en Macedoniërs – dankzij het Akkoord van Ohrid en daarmee decentralisatie, plus nieuwe culturele en andere rechten – zich nog meer ieder in hun eigen taal en omgeving, kunnen ontwikkelen. Hierdoor leven zij in feite dus nog meer gescheiden van elkaar dan voorheen, ook al zijn de verhoudingen verbeterd. Het is de vraag hoe majority’ en ‘minority’ hiermee zullen omgaan in de toekomst. Het is heel wel mogelijk dat, net als in België, de verschillen en confrontaties eerst en vooral om econonmisch belangen – en niet zo zeer om etnische en linguïstische tegenstellingen – zullen gaan.
Hoewel permanente leden van de VN Veiligheidsraad – zoals de Russische Federatie, de Volksrepubliek Chine en de Verenigde Staten van Amerika – Macedonië erkennen als ‘Republiek Macedonië’, laten de EU, de NAVO en de VN zich vooralsnog de Griekse wil opleggen. Het effect is toenemend nationalisme, in zowel Griekenland als Macedonië. Een oplossing is nog steeds mogelijk en wordt nog steeds besproken onder leiding van VN bemiddelaar Matthew Nimetz. Gaandeweg ziet de internationale gemeenschap in, dat de VN-formulering ‘Former Republic of Macedonia; (FYROM) evenzeer een anachronisme is als bijvoorbeeld ‘Former Greek Territories of the Ottoman Empire’. – zonder ook in dit geval zijn nationale identiteit te hoeven ondermijnen – dan zullen gezamenlijke belangen in Macedonië (zoals economische groei en concurrentie, meer werkgelegenheid en een hogere levensstandaard) het land tot grote hoogte kunnen brengen. Etnische en andere verschillen kunnen dan, geleidelijk aan, naar de achtergrond verdwijnen. Dit is vooralsnog erg onwaarschijnlijk, maar op termijn zeker niet onmogelijk.18Dit is uiteraard een bijna naïef optimistische kijk op de ontwikkelingen, zeker wanneer men bedenkt dat de Albanezen en Macedoniërs – dankzij het Akkoord van Ohrid en daarmee decentralisatie, plus nieuwe culturele en andere rechten – zich nog meer ieder in hun eigen taal en omgeving, kunnen ontwikkelen. Hierdoor leven zij in feite dus nog meer gescheiden van elkaar dan voorheen, ook al zijn de verhoudingen verbeterd. Het is de vraag hoe majority’ en ‘minority’ hiermee zullen omgaan in de toekomst. Het is heel wel mogelijk dat, net als in België, de verschillen en confrontaties eerst en vooral om econonmisch belangen – en niet zo zeer om etnische en linguïstische tegenstellingen – zullen gaan.
Hans van den Berg was jarenlang adviseur van de Macedonische overheid, directeur van het Balkans Investment Programme met kantoor in Skopje, waarnemer bij verkiezingen, consultant en NGO-instructeur voor Macedonië. Hij analyseerde het conflict in 2001 dag-voor-dag op basis van tienduizenden artikelen en volgt Macedonië nog altijd dagelijks. Hans van den Berg doet onderzoek naar de ontwikkelingen binnen het hele etnisch Albanese gebied in de regio Zuidoost-Europa. Verder was hij onder meer mede-oprichter van de Thomson Foundation en de Foundation Albania Netherlands. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.
Literatuur
Batt, J., 'Is there an Albanian question?' Chaillot Paper 107 (Paris 2008).
Casson, S., Macedonia, Thrace and Illyria, Their relations to Greece from the earliest times down to the time of Philip son of Amyntas (Groningen 1968).
Cowan, J. Macedonia, The Politics of Identity and Difference (London 2000).
Duijn, R. van, De bruidenoorlog, Gemengde liefde en oorlog in Macedonië (Breda 2003).
Konechi, S. en Konechi, V, Historical Dictionary of the Republic of Macedonia; European Historical Dictionaries 22 (London 1998).
Pettifer, J. (ed.), The New Macedonian Question (London 2001).
Pertifer, J. en Vickers, M., The Albanian Question, Reshaping the Balkans (London en New York 2007).