Hoe de communistische machthebbers in Bulgarije hun plek veroverden, en behielden.
Op 8 september 1944 passeerden de legereenheden van het 3e Oekraïense Front de Donau – de natuurlijke watergrens tussen Roemenië en koninkrijk Bulgarije. Enkele uren later – in de nacht van 8 op 9 september – vond een staatsgreep plaats waarbij het Volksfront, gedomineerd door leden van de Communistische partij, de macht overnam. Dit was het begin van de occupatie van Bulgarije door de Sovjet-Unie aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hiermee begon ook de geleidelijke overname van de macht door de communisten die uiteindelijk tot het installeren van het pro-Moskouse totalitaire regime in 1948 heeft geleid.
- Door Sonnimir Pantschevski
Een van de eerste decreten van de nieuwe regering betrof het vrijlaten van alle politieke gevangenen. Door gebrek aan toezicht in de gevangenissen kwam ook een groot aantal criminelen vrij. Tegelijkertijd begonnen gewapende verzetsstrijders de illegaliteit te verlaten. Ze werden ingezet bij het innemen en beveiligen van objecten zoals ministeries, post -en politiekantoren.
Waar zijn de papieren?
Tijdens de chaotische toestand in de middaguren van 9 september verschenen twee mannen in het hoofdkantoor van de Staatsveiligheid nabij de Leeuwenbrug in Sofia. De oudste van beiden, de 37-jarige Yanko, legitimeerde zich als de nieuwe politiehoofdcommissaris van Sofia. Hij zou een schriftelijk bevel bij zich hebben om het hoofd van de Politieke Politie Nikola Gesjev te komen arresteren. Zonder naar de weg te vragen liep Yanko onder begeleiding van zijn maat Mirtsjo Spassov direct naar de werkkamer van Gesjev.
Of die twee erg teleurgesteld zijn geweest door de afwezigheid van Gesjev zullen we nooit ervaren. Medewerkers vertelden hen dat Gesjev reeds een etmaal eerder het gebouw van de Staatsveiligheid had verlaten, met een grote rugzak en een aktentas. Samen met zijn vertrouwde medewerker Andrey Pramatarov – hoofd van de contraspionage, was hij in een dienstauto gestapt en in onbekende richting vertrokken.
Toch besloten Yanko en Spassov niet het gebouw te verlaten om zich aan hun verdere revolutionaire bezigheden te weijden. De komende twee dagen en nachten brachten ze in de werkkamer van Gesjev door. We kunnen aannemen dat beiden zich niet hebben verveeld tijdens dit conclaaf. Blijkbaar was er voldoende materiaal in het bureau van Gesjev achtergebleven om die halfgeletterde boerenknapen langere tijd aan het werk te houden.
Yanko – na zijn beroepsopleiding als drukker jarenlang als dagloner bezig – bracht zijn meeste tijd door in hetkuuroord Borovets, waar zijn echtgenote als arts werkte. Zelf was hij officieel werkloos en besteedde hij veel tijd aan de lokale toneelgroep. Daarnaast zorgde hij voor hun kleine dochter Ljoedmila en stond hij bekend als gezellige kaart -en backgammonspeler in het kuuroord. Af en toe verdween hij voor een dagje of twee om wat klussen te regelen, werk te zoeken in de hoofdstad, of gewoon om van sfeer te veranderen.
Op 11 september waren de twee leesgierige kinkels klaar met hun werk en bestelden ze een vrachtwagen om al dat papierwerk, of dat wat er van over was, naar hun kamerade Sonja te vervoeren. Die had het voor het zeggen inzake archieven namens de nieuwe regering. Op dezelfde dag werd Yanko tot luitenant-kolonel van het leger benoemd.
Bulgarije was inmiddels tot de geallieerde machten overgestapt en het Bulgaarse leger maakte voortaan deel uit van het 3e Oekraïense Front van de Sovjet-Unie. Terwijl de legereenheden zich opmaakten om richting Westen te vertrekken, bleef de nieuwbakken luitenant-kolonel echter in Sofia. Zijn toekomst zag hij noch in het leger, noch in het politiewerk. Hij wilde zich nuttig maken in de partijpolitiek en vooral in het selecteren van kaders binnen de Communistische partij.
Vanaf dat moment begon zijn invloed binnen de Partij te groeien. Samen met zijn medestrijder Mirtsjo Spassov werd hij hoofd van een paramilitaire eenheid die bezig was om de bevolking van voormalige spionnen en anticommunistisch gezinde elementen te zuiveren. Beiden haalden ook een derde specialist in het vak moord -en doodslag als hulp: Lev Glavintsjev. Juist Glavintsjev had het plan bedacht om het lijk van de in 1943 overleden tsaar Boris III uit zijn graf in het Rila klooster te halen en het graf te vernietigen. Volgens verschillende bronnen zijn in de periode september tot eind december 1944 tussen 30.000 en 50.000 burgers vermoord of spoorloos verdwenen. Onder hen veel intellectuelen, welvarende boeren, kooplieden, industriëlen, bankiers en oud-militairen.
Yanko naar de top
In 1945 werd werd Yanko, nu al onder zijn burgerlijke naam Todor Zjivkov, kandidaat-lid van het Centrale Comité van de Communistische partij. Hij werd volksvertegenwoordiger namens de Communistische partij en bleef dat tot 1990. In januari 1948 klom hij op tot eerste secretaris van het Stadscomité van de Communistische partij in de hoofdstad Sofia en hij werd ook voorzitter van de Volksfront aldaar. In december werd hij tot lid gekozen van het Centrale Comité van de Communistische partij en behoorde hiermee tot de subtop van de invloedrijkste functionarissen in het land.
De carrière van Zjivkov kreeg een nieuwe impuls in 1948 tijdens het proces tegen Trajtsjo Kostov – de hoogste communistische functionaris in Bulgarije vóór de machtsgreep op 9 september 1944. Kostov was in ongenade gevallen bij Jossif Vissationovitsj Stalin omdat hij van mening was dat de Sovjet-Unie Bulgarije te strak in de greep hield. Bulgarije moest volgens Kostov een eigen weg naar het communisme zien te vinden, waarbij er rekening gehouden moest worden met de specifieke omstandigheden die in het land heersten. Zjivkov pakte zijn kans tijdens het proces: in Sofia organiseerde hij een reeks van haatdemonstraties die de dood van Kostov eisten. Uiteindelijk werd Kostov als volksverrader en Brits-Amerikaanse spion veroordeeld. In december werd hij in 1948 in de Centrale gevangenis van Sofia gefusilleerd. Zijn beul: Mirtsjo Spassov.
Vulko Tsjervenkov was de stadhouder van Stalin in Bulgarije tussen 1949 еn 1956. Tsjervenkov was onder de indruk van de daadkracht van de jonge functionaris Zjivkov, die zich in 1951 verdienstelijk had gemaakt door de weerstand van de boeren tegen de dwangmatige collectivisatie van de landbouw in Noordwest Bulgarije met geweld te breken. Er gebeurde het logische: Zjivkov werd volwaardig lid van het Politbureau van de Bulgaarse Communistische Partij en één van de meest vertrouwde medewerkers van Tsjervenkov.
In 1953 overleed Stalin. In februari 1956 werd in Moskou het Twintigste Partijcongres van de Communistische Partij der Sovjet-Unie gehouden, waarbij Stalin als misdadiger en het Stalinisme als een grote vergissing op de weg naar het communisme neer werden gezet. Dit was het begin van het Chroesjtsjov-tijdperk. Een analoge ontwikkeling moest natuurlijk ook in Bulgarije plaatsvinden: in april 1956 werd in Sofia een partijvergadering gehouden die de nieuwe politieke wind uit Moskou moest introduceren. Het gevolg hiervan: Tsjervenkov werd van vrijwel al zijn posten ontheven. Zijn opvolger en hiermee de machtigste man in het land: Todor Zjivkov. Op deze post bleef hij tot 10 november 1989.
De twijfelachtige carriéres van het kader
Intussen vergooiden Spassov en Glavintsjev ook niet hun tijd. Spassov werd naar Moskou gestuurd om een opleiding tot hoger politieagent in de academie van de NKVD (de voorloper van de KGB) te volgen. Terug in Bulgarije werd hij plaatsvervangend minister van binnenlandse zaken. Binnen de communistische partij klom hij op tot lid van het Centrale Comité. Zijn hoofdrol bestond daarin om de reeds in 1944 opgerichte werk- en strafkampen te organiseren en te leiden.
Doel van deze kampen was om mensen op te vangen die zonder strafrechtelijk proces – dus gewoon op administratief besluit – als bedreiging voor de maatschappij werden gezien. Het betrof criminelen, speculanten, werklozen, prostituees en bedelaren, maar in eerste instantie politiek onbetrouwbare personen. Wie als politiek betrouwbaar of juist niet werd ingeschat – hierover heerste volledige persoonlijke willekeur. Vaak was een ‘signaal’ van een waakzame medeburger voldoende om de minimumstraf van 6 maanden strafkamp op te lopen. Deze kampen functioneerden met bijzondere intensiteit in de periode 1950 – 1962.
Hoeveel mensen er precies tussen 1944 en 1962 in de 86 kampen opgesloten zijn geweest is tot op heden moeilijk vast te stellen. Verschillende bronnen vermelden cijfers tussen de 186.000 en 285.000 mensen. Het aantal doden is nooit bijgehouden – de gevangenen waren immers zonder officiële aanklacht en proces vastgehouden. Maar het waren in ieder geval niet minder dan 30.000.
In 1990, na de val van het regime van Zjivkov, begon men openbaar over deze concentratiekampen te spreken. Overlevenden vertelden dat Spassov tijdens bezoeken aan de kampen persoonlijk gevangenen doodsloeg. Gewoon zo. Voor de lol. In 1962 werd Spassov op de wrede omstandigheden aangesproken die in de kampen heersten. Er werd hem verweten dat hij persoonlijk verantwoordelijk wаs voor de onmenselijke behandeling van de gevangenen en voor het hoge aantal doden. Het gevolg voor Spassov was een schriftelijke berisping namens de communistische partij, ondertekend door… Todor Zjivkov. Maar Spassov bleef actief in het apparaat van de Staatsveiligheid tot 1982. Zijn naam werd meerdere keren in verband gebracht met corruptie en verduistering van gelden, maar hij kreeg nooit een proces.
De carrière van Glavintsjev verliep minder glamoureus. Nadat hij – naar eigen zeggen – persoonlijk de regenten van de minderjarige koning Simeon II op 1 februari 1945 fusilleerde, werd zijn trouwe dienst met de post plaatsvervangend commandant van het grensleger verzilverd. Dit bleef hij tot 1949 toen hij voor de tweede keer in zijn leven – de eerste keer was in 1935 wegens moord op een minnares, de gevangenis in draaide. De aanklacht dit keer: Glavintsjev had regelmatig mensen die uit het land wilden vluchten tegen betaling naar de grens met Turkije gebracht en ze daar neergeschoten. Vervolgens beroofde hij zijn slachtoffers.
Hij werd tot 5 jaar strafkamp veroordeeld en mocht deze als bibliothecaris in een van de inrichtingen van zijn vriend Mirtsjo Spassov uitzitten. Na anderhalf jaar kwam hij vrij en mocht de rest van zijn leven als lid van het Centrale Comité der Verzetsstrijders fungeren. In de toespraak op zijn begrafenis in 1970 – hij overleed aan kanker – meldde zijn broer vol trots: ‘Mijn broer heeft in zijn leven 226 staatsvijanden persoonlijk gedood.’
De carrières van Zjivkov, Spassov en Glavintsjev zijn exemplarisch voor tientallen curricula van communistische functionarissen tussen 1944 en 1989. Tegelijkertijd werden honderden verzetsstrijders van vóór 1944, wiens inzet veel groter en belangrijker was, uit het partij -en staatsapparaat verwijderd, geraakten in vergetelheid of werden zelfs om het leven gebracht.
Daarnaast gold Bulgarije in de periode 1944 – 1989 als de meest trouwe vazallenstaat van de Sovjet-Unie. Elk decreet, elke nieuwe politieke richtlijn uit Moskou, werd klakkeloos door de Bulgaarse communistische partij overgenomen en uitgevoerd. Dit, terwijl vrijwel alle Oost-Europese landen die onder Sovjet-invloed verkeerden op bepaalde momenten de allesoverwoekerende liefde van de grote broer een beetje zat waren: Hongarije liet dat duidelijk in 1956 merken en hield zich daarna ook graag aan zijn eigen ideeën over politiek en economie. De Tsjechoslovaak Dubček moest de Praagse lente in 1968 met zijn post als leider van staat en partij betalen. De eigenzinnige Roemeen Cheauşescu was zo vrij om geen Roemeense legers voor het neermaaien van de Praagse lente te sturen, ontving de Amerikaanse president Nixon in Boekarest en flirtte naar believen met Israël, China en Iran. Zjivkov daarentegen overwoog in 1964 zelfs om Bulgarije als 16e republiek in de Sovjet-Unie te integreren.
En nog iets: Todor Zjivkov was gedurende 34 jaar staatshoofd en hiermee de langst regerende dictator in het Oostblok na de Tweede Wereldoorlog. Hij kon het prima met Chroesjtsjov vinden en diens opvolger Leonid Brezjnev noemde hij een boezemvriend. Pas in het tijdperk van Michail Gorbatsjov – vanaf 1984 – kreeg de onverwoestbare broederliefde tussen Bulgarije en de Sovjet-Unie haar eerste barsten.
Zjivkov had nooit zo lang aan de macht kunnen blijven zonder de steun uit Moskou. Hij koos zijn naaste medewerkers vooral uit de kringen van oud-verzetsstrijders waarmee hij voor 1944 samen zou hebben gewerkt. Onder de bevolking was Zjivkov relatief populair: deels liefkozend, deels spottend werd hij door de Bulgaren ‘vadertje’ genoemd. Was dat echter voldoende om tientallen complotten binnen de communistische partij te overleven en staatsgrepen in de kiem te smoren, nog voordat deze plaats vonden?
Met een rugzak naar de grens
Om deze gang van zaken te verklaren moeten we terug naar een klein detail aan het begin van dit verhaal. We weten dat communistenjager Gesjev en contraspion Pramatarov op 8 september 1944 het hoofdkantoor van de Staatsveiligheid nabij de Leeuwenbrug in Sofia verlieten. Gesjev droeg een grote rugzak en een aktetas bij zich.
Tegen de avond van 9 september werden Gesjev en Pramatarov tijdens hun poging om de grens met Turkije illegaal te passeren ontdekt en beschoten. Pramatarov werd vastgenomen en vertelde tijdens de daaropvolgende ondervragingen dat Gesjev met de grote rugzak en de aktentas richting Turkije is ontsnapt. Het einddoel van Gesjev zou Istanboel zijn geweest, waar hij contact met het Britse consulaat op zou nemen. Niemand, ook Pramatarov niet, wist wat de inhoud van de grote rugzak en de aktentas was.
Dit leidde tot paniek onder veel verzetsstrijders – echte en vermeende – die net uit de illegaliteit doken. Er zou de logische vraag opkomen hoe deze mannen en vrouwen al die jaren in de illegaliteit in hun onderhoud hebben voorzien. Het is bekend dat tussen 1923 en 1941 de Bulgaarse Communistische partij rond 3 miljard US Dollar in de vorm van wapens en contant geld vanuit de Sovjet-Unie heeft ontvangen. Hiermee moesten de legitieme staatsmacht en de economie worden gedestabiliseerd wat tot een machtsovername door de communisten moest leiden.
Maar juist deze periode werd gekenmerkt door een aanzienlijke economische groei, door een tot dusver ongekende sociale stabiliteit en door een autocraat, maar stabiel regeringsregime onder tsaar Boris III. Na de aanval van Duitsland op de Sovjet-Unie in 1941 stopte het geld-infuus van de Sovjets. Nu namen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de materiële en financiële ondersteuning van de verzetsbeweging over met het doel om Bulgarije als bondgenoot van Duitsland tot capitulatie te dwingen. De verzetsbeweging bestond echter vooral uit communisten.
Dit betekende in feite dat de Westerse geallieerden de Communistische partij van Bulgarije financierden. Naar een grove schatting hebben tussen 1941 en 1943 alleen de Britten geld, wapens en goederen ter waarde van 1,53 miljard US Dollar boven Bulgaars grondgebied afgeworpen. Een noemenswaardig verzet tegen de Duitse legers en de staatsmacht in Bulgarije kwam echter niet op gang. Op het hoogtepunt van de verzetsbeweging – in de zomer van 1944, telde men niet meer dan 7000 partizanen en illegalen, met hun helpers erbij was er sprake van hooguit 15 tot 20.000 mensen. Een marginaal aantal in vergelijking met de verzetsbewegingen in de buurlanden Joegoslavië en Griekenland.
Dit allemaal wijst op het feit dat Nikola Gesjev een uitgebreid netwerk van informanten onder de verzetsstrijders onderhield. Hij was vrijwel altijd op de hoogte waar en wanneer de volgende lading met geld en wapens uit de lucht zou vallen. De politie en het leger stonden al te wachten en vingen de lading op. Vervolgens werden de informanten aangehouden en in de gevangenis gestopt. Enkele dagen later konden ze de gevangenis met een opgepoetst martelaarsimago en met rijk gevulde zakken met geld verlaten en weer in de illegaliteit onderduiken. Kortom – het geld dat uit de lucht kwam bereikte uiteindelijk de mensen voor wie het bedoeld was, maar in de vorm van een royale baksjisj. Dan wel via een kleine omweg -de verzetsstrijders ontvingen het niet uit de handen van de Westerse strijders voor vrijheid en democratie, maar uit de handen van Nikola Gesjev.
Er ontstond een win-win situatie: de verzetsstrijders konden relatief veilig hun bestaan als goed betaalde beroepshelden leiden en Gesjev was steeds op de hoogte van de gang van zaken binnen de illegale Communistische partij. Zo kon hij efficiënt en doeltreffend legereenheden tegen partizanengroeperingen inzetten en aanslagen voorkomen, maar ook communistische functionarissen tegen elkaar uitspelen.
Geen ongemakkelijke vragen
Gesjev wist zijn informanten goed te beschermen, indien hij er voor zorgde dat ze een heroïsch aureool kregen. Zo ook Trajtsjo Kostov – dezelfde voor wie Todor Zjivkov in 1948 zo fanatiek de doodstraf eiste: tijdens zijn hechtenis in het gebouw van de Staatsveiligheid in 1942 zou Kostov uit het raam op de tweede verdieping zijn gesprongen en met een gebroken been aan de politie zijn ontsnapt. Interessant is ook dat Gesjev vrijwel nooit iemand wegens staatvijandelijke activiteiten aan de officier van justitie overgedragen heeft.
Om ongemakkelijke vragen uit de weg te gaan, werd op 10 september 1944 de officiële melding gedaan dat Nikola Gesjev een dag eerder aan de grens met Turkije dood was geschoten. Een archief zou hij niet achter hebben gelaten. Tegelijkertijd werden er geheime bevelen uitgebracht om naar Gesjev te blijven zoeken. Dit allemaal is in het archief van de Bulgaarse Communistische partij na te lezen.
Wat nou werkelijk met Gesjev is gebeurd nadat hij de grens met Turkije passeerde is tot nu toe niet bekend. Communistische leiders op alle niveaus in Bulgarije echter leefden voortaan in doodsangst dat Gesjev, respectievelijk zijn archief, ineens boven water kon komen.
En terecht, zoals de feiten in de daaropvolgende jaren bewezen. Aangenomen, Gesjev heeft ongedeerd Istanboel bereikt en nam contact op met het Britse consulaat aldaar. Voor de Britten was de inhoud van zijn rugzak en de aktentas op dit moment niet van bijzonder belang –na de conferentie in Teheran in 1943 was al bekend dat Bulgarije na de oorlog in de Sovjet-invloedssfeer zou geraken. De bagage van Gesjev werd in ontvangst genomen en in een depot opgeslagen.
Totdat in 1946 een medewerker van het consulaat het depot op ging ruimen. Deze medewerker kon cyrillisch lezen en sprak ook goed Russisch. De 34-jarige man werd nieuwsgierig toen hij een koffer vol kaartjes met namen en transacties van geld daarop ontdekte. Hij wist meteen dat hij een brisante vondst in zijn handen hield. Al jaren was hij namelijk bezig om belangrijke informatie die hij als geheim medewerker van de MI6 tegenkwam, aan de Sovjet-Unie door te spelen. Zijn naam: Kim Philby – de latere spion aller spionnen.
Welke geheimen had Todor Zjivkov?
Stalin vertrouwde de hoogste posten van de macht in Bulgarije alleen aan functionarissen toe die voor 1944 in emigratie in Moskou vertoefden zoals Georgi Dimitrov, Vulko Tsjervenkov en Vassil Kolarov. Na de dood van Stalin in 1953 namen functionarissen van inheemse makelij met als aanvoerder Todor Zjivkov de scepter in handen.
Het dossier van Zjivkov bij de Staatsveiligheid werd in 2018 openbaar gemaakt. Reeds een vluchtige blik maakt duidelijk dat er veel bladzijdes ontbreken, er is in gekrast, hele stukken tekst zijn weggeschrobd. Er vallen lange periodes op waarin niets over hem bij werd gehouden.
Uit de overblijfselen wordt duidelijk dat Zjivkov minstens drie keer door de Staatsveiligheid vast was genomen en minstens één keer door Nikola Gesjev persoonlijk was verhoord. Er bestaat een protocol van een verhoor van Zjivkov dat door Gesjev persoonlijk is ondertekend. Zjivkov werd over kennissen van hem uitgehoord die als overtuigde communisten bij de Staatsveiligheid bekend stonden. Zelf ontkende hij tijdens de verhoren bij hoog en bij laag lid van de Communistische Partij te zijn geweest. Maar juist de delen met de informatie over wie Zjivkov wat heeft verteld, ontbreken.
Dat Gesjev niet eens de moeite gedaan heeft om Zjivkov’s dossier richting Istanboel mee te nemen – althans niet in volle omvang – getuigt van het feit dat Zjivkov helemaal niet die rol in de verzetsbeweging heeft gespeeld die hem later toe werd gedicht. De overblijfselen van het dossier van Zjivkov werden aan kamerade Sonja – oftewel Tsola Dragojtsjeva overgedragen. Onder Zjivkov bekleedde Dragojtsjeva geen hoge posten in de staatsmacht, maar Zjivkov duldde haar wel als lid van het Politbureau, wat Dragojtsjeva een zeer aangenaam leven bezorgde. De biografie van Dragojtsjeva – althans de officiële – roept ook veel vragen op: tussen 1925 en 1942 werd zij twee keer ter dood veroordeeld, maar kreeg ook twee keer amnestie. Daarnaast kon ze tussen 1933 en 1936 in Moskou studeren – legaal, met officiële Bulgaarse documenten.
Het is niet uit te sluiten dat het meest interessante deel van het archief van Gesjev uiteindelijk Moskou heeft bereikt. Kameraad Stalin toonde weinig interesse in dat archief, hij vertrouwde sowieso niet de ‘Bulgaarse’ communisten. Zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov kon zijnerzijds niet meer op de vertrouwelingen van Stalin rekenen – deze waren inmiddels overleden of als stalinisten uit de macht verwijderd. Chroesjtsjov moest dus zijn eigen mannetjes zien te vinden en te installeren. Wie waren op dat moment de meest geschikte, de gehoorzaamste, het best te manipuleren kaders? Deze, waartegen hij iets in handen had. Maar wat had Chroesjtsjov in handen om Zjivkov en zijn politbureau zo strak onder controle te houden?
Hierop moeten we helaas wachten totdat de archieven in Moskou vrij worden gegeven. Gezien de huidige omstandigheden is het moeilijk te voorspellen wanneer dat gaat gebeuren. Aan de hand van de gebeurtenissen tijdens de regeringsperiode van Zjivkov kunnen we echter aannemen wat de grote troef van Chroesjtsjov en later van Brezjnev tegenover Zjivkov was: het archief van Nikola Gesjev.