Een verkiezingsuitslag redde de ‘Tsjechische BBC’ van het lot van zijn gecompromitteerde tegenhangers in Polen, Hongarije en Slowakije. Zal het nog een verkiezing overleven?
Door Vojtěch Berger
Kan de publieke omroep wortel schieten in een bodem die verwoest is door een halve eeuw eenpartijstaat? Adam Michnik had zijn twijfels. De voormalige dissident en journalist merkte ooit op dat er geen BBC kan zijn zonder de “politieke cultuur” van de Britten — “dit idee van pluralisme, tolerantie of gezond verstand”. Wat zijn geboorteland Polen betreft, zei hij, wilden alle politieke facties een omroeporganisatie die ze konden controleren; ze hadden geen trek in “objectieve en eerlijke publieke televisie” die het algemeen belang diende.
In de beginjaren van de transitie van het communisme zouden de voormalige eenpartijstaten van Oost-Europa Michniks uitspraak op de proef stellen. In 1991 werkte een voormalige Tsjechische dissident en advocaat, Hana Marvanová, aan nieuwe regelgeving om de nationale omroep van haar land te hervormen naar het beeld van de BBC. Samen met partijbaas en aspirant-premier, Václav Klaus, zette zij op papier hoe zo’n publieke omroep er uit moest zien.
Het zou een hoeder zijn van de ontluikende democratie — onpartijdig, redactioneel onafhankelijk en, in tegenstelling tot een staatsomroep, gefinancierd door kijk- en luistergelden in plaats van de overheidsbegroting. In tegenstelling tot een particuliere omroep, zou zij voorrang geven aan kwaliteitsprogrammering boven marktaandeel. Klaus was een sociaal-conservatieve liefhebber van de vrije markt en euroscepticus die de komende twintig jaar de Tsjechische politiek zou domineren — twee keer als premier en als president van de republiek — en volgens Marvanová hield hij niet van wat hoorde. “Hij zei dat hij erkende dat media privé of door de staat kunnen worden beheerd, maar hij begreep niets van de openbare omroep”, vertelt ze. “Hij maakte zich zorgen over negatieve berichtgeving door televisie en radio.”
Dertig jaar later is de Tsjechische publieke omroep een baken in een somber landschap. Nationale omroepen in Polen, Hongarije en Slowakije zijn ernstig verzwakt, zo niet volledig gecoöpteerd, door illiberale regeringen. In de regio hebben alleen de Tsjechische publieke televisie en radio hun positie bij het publiek en een zekere mate van redactionele onafhankelijkheid weten te behouden, ogenschijnlijk in strijd met de uitspraak van Michnik. En toch is hun voortbestaan verre van verzekerd.
Financieringsmodel
Net als de BBC, balanceert de Tsjechische publieke omroep door haar afhankelijkheid van een verouderd financieringsmodel op de rand van een financiële klif. Het haalt zijn inkomsten uit licentievergoedingen, die in rekening worden gebracht aan de eigenaren van tv-toestellen en radio’s, in een tijdperk waarin steeds meer mensen online toegang hebben tot informatie. Bovendien zijn de vergoedingen voor de tv-dienst sinds 2008 bevroren, een beslissing die naar verwachting zal leiden tot banenverlies en productievermindering.
Experts waarschuwen ook dat de huidige mediawetten de omroep niet beschermen tegen politieke druk. Het wettelijk kader stamt uit 1991, het analoge tijdperk. Volgens Filip Rožánek, redacteur van Digizone, een in Praag gevestigd media-adviesbureau, is de mediawet door de jaren enkel oppervlakkig herzien, wat resulteert in “een onsamenhangend pakket” dat niet geschikt is voor de 21e eeuw.
Hoewel de ANO-partij van Andrej Babiš ontkende een campagne tegen de omroeporganisatie te voeren, wekten haar manoeuvres de vrees dat het Tsjechische medialandschap er uiteindelijk uit zou zien als zijn tegenhangers in Hongarije en Polen. De publieke omroep vervult een vitale functie in dat landschap en helpt een zekere mate van pluralisme te behouden, aangezien de eigendom van de Tsjechische private media steeds meer geconcentreerd is bij een kleine groep aan de politiek gelieerde oligarchen. De in Wenen gevestigde organisatie voor persvrijheid, het International Press Institute (IPI), waarschuwde dat de redactionele onafhankelijkheid van de Tsjechische publieke televisie werd bedreigd door nieuwe benoemingen in de raad van toezicht. Al eerder zei de in Genève gevestigde brancheorganisatie, de European Broadcasting Union (EBU) in april vorig jaar dat het verontrust was door de toenemende politisering van de raad die toezicht houdt op de Tsjechische openbare televisie.
In de Tsjechische Republiek bracht de angst voor de toekomst van de publieke omroep de oppositie tegen Andrej Babiš bijeen. Bij massale protesten in 2019 en 2020 veroordeelde spreker na spreker de campagne tegen publieke radio en tv. Terwijl die oppositiepartijen nu in de regering zitten, hebben ze tot nu toe hun belofte om de omroep te versterken niet gestand gedaan. Ondertussen is Babis herkozen als partijleider en wordt algemeen verwacht dat hij volgend jaar president zal worden.
Zonder drastische hervormingen, zeggen experts, zullen de Tsjechische publieke televisie en radio kwetsbaar blijven voor politieke en financiële druk. Volgens media-analist Filip Rožánek vereist het voortbestaan van de publieke omroep een totale herziening van haar wettelijk kader en financieringsmodel, evenals nieuwe regels voor de toezichthoudende instanties. De nederlaag van Babiš werd verwelkomd door de supporters van de omroep, maar hun opluchting kan van korte duur zijn. Gered door een verkiezingsresultaat vorig jaar, blijft de omroep slechts een verkiezing verwijderd van de ondergang.
‘Idealistische periode’
De Tsjechische publieke televisie en radio, Česká Televize en Český Rozhlas, vinden hun oorsprong in een eerbiedwaardige instelling uit het Tsjechoslowaakse tijdperk — de eerste nationale radio-omroep op het vasteland van Europa, opgericht een jaar na de BBC, in 1923. De uitzendingen ervan in 1945, tijdens de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog, hielpen bij het aanzetten tot een opstand tegen nazi-Duitse bezetters. Tijdens de “Praagse lente” van 1968 was het hoofdkwartier op Vinohrady, een boulevard in het centrum van Praag, de plaats van schermutselingen tussen binnenvallende Sovjettroepen en een ongewapend Tsjechisch verzet. Kogelgaten uit die tijd sieren nog steeds de gevels van aangrenzende gebouwen.
Het publieke sentiment ten aanzien van de omroep weerspiegelt de schisma’s in de Tsjechische politiek. Aan het begin van het millennium eindigde een interne strijd in het openbare tv-station op straat. Journalisten die protesteerden tegen het nieuwe management bezetten wekenlang de redactiekamer en kampeerden daar ’s nachts. De zogenaamde “slaapzakrevolutie” bracht tienduizenden demonstranten op de openbare pleinen van Praag om de stakende journalisten te steunen.
De Tsjechische openbare tv en radio behoren tegenwoordig tot de bekendste merken van het land. Generaties zijn opgegroeid met de veelgeprezen kinderprogramma’s van de Tsjechische tv, de sportcommentatoren zijn bekende namen en het is een belangrijke speler in de binnenlandse cultuurindustrie en produceert speelfilms en tv-series. De tv- en radiodiensten hebben hun eigen nieuwsgaring met toegewijde correspondenten in binnen- en buitenland. Volgens jaarlijkse gegevens van het Reuters Institute for the Study of Journalism aan de Universiteit van Oxford staan beiden consequent bovenaan de lijst van meest betrouwbare mediamerken in Tsjechië. Uit het Reuters rapport voor 2022 blijkt dat de openbare tv en radio door iets minder dan zestig procent van de Tsjechen wordt vertrouwd, wat overeenkomt met hun scores van voorgaande jaren. De Tsjechische openbare tv is ook een leider op het gebied van kijkcijfers, uit de laatste cijfers blijkt dat deze wordt bekeken door een derde van de volwassenen — de hoogste beoordeling onder tv-zenders.
De aanzienlijke minderheid van Tsjechen die een minder gunstig standpunt innemen over de omroeporganisatie, beschouwen deze doorgaans als een elitaire instelling. Vooral de publieke televisie is door aanhangers van de ANO-partij van Babiš en haar voormalige coalitiegenoten onder extreemrechts en de communisten beschuldigd van een liberale vooringenomenheid. Toch heeft de omroep naar Europese maatstaven een goede reputatie. De vijandigheid ertegen is niet groter dan die gericht tegen vergelijkbare omroepen in West-Europa, terwijl de populariteit het tot een uitbijter maakt.
“De Tsjechische publieke media zijn in zeer goede vorm, ondanks alle problemen”, zegt Václav Štětka, medewerker aan het rapport van het Reuters Institute en een hoofddocent Communicatie- en Mediastudies aan de Universiteit van Loughborough. “Niet alleen is hun geloofwaardigheid vergelijkbaar met die van de publieke omroepen in een aantal West-Europese landen, ze hebben ook een aanzienlijk marktaandeel – uniek voor Europa.”
De huidige incarnatie van de omroep is terug te voeren naar het begin van de jaren negentig, toen de voormalige spreekbuis van het communistische regime zichzelf opnieuw uitvond. “Er was geen continuïteit, niets om op te bouwen in termen van professionele standaarden”, aldus Štětka. Journalisten waren zich toen nog aan het aanpassen aan “een nieuwe politieke en sociale realiteit”, zegt hij, en slechts enkelen begrepen de waarde van onpartijdigheid en redactionele onafhankelijkheid.
Radio Free Europe
Op zoek naar inspiratie keken de Tsjechen naar de westerse media die tijdens het communistische tijdperk een alternatieve nieuwsbron hadden geleverd — de door de VS gefinancierde Voice of America en Radio Free Europe, evenals de BBC, wiens kortegolfradio-uitzendingen veel werden beluisterd achter het IJzeren Gordijn. Het model van openbare dienstverlening — belichaamd door de BBC en soortgelijke instellingen in Duitsland en Zwitserland — bleek bijzonder invloedrijk te zijn en won ondanks de bezwaren van de man die premier zou worden, Vaclav Klaus. Volgens Hana Marvanová, de voormalige dissident en parlementslid die hielp bij het opstellen van het nieuwe wettelijke kader voor de omroep, had Klaus de voorkeur gegeven aan een “regeringskanaal” — een staatsbedrijf gerund door een door de regering benoemde directeur.
Ladislav Jakl, een voormalig assistent van Klaus die samen met Marvanová werkte aan de nieuwe mediawetten in de jaren negentig, bagatelliseert de opmerkingen van Klaus zoals gerapporteerd door Marvanová. Het voorstel was ingegeven door de bezorgdheid dat het “niet genoeg was om aankondigingen te doen op persconferenties”, zegt Jakl, nu werkzaam bij het Vaclav Klaus Instituut in Praag. “De regering kon er niet zeker van zijn dat de informatie het publiek in volledige, onvervormde vorm zou bereiken.”
Wat Klaus ook in gedachten had, het zou het daglicht niet zien. Er ontstond een nieuwe publieke omroep, gesteund door politici uit het hele spectrum. Marvanová zei dat de stemming in het parlement destijds overweldigend “idealistisch” was, met de wijdverbreide overtuiging dat de democratische hervormingen “honderd jaar” zouden duren.
Lijfwachten op een raadsvergadering
Ondanks het aanvankelijke optimisme van de postcommunistische overgang, zouden Polen, Hongarije noch Slowakije levensvatbare publieke omroepen voortbrengen. Vanaf het begin hadden nieuws- en actualiteitenprogramma’s in alle drie de landen de neiging om, op enkele uitzonderingen na, vijandige journalistiek uit de weg te gaan en in plaats daarvan als spreekbuis voor regeringen te dienen. In Slowakije moet de publieke omroep zich nog herstellen van de jaren negentig, toen ze ernstig werd verzwakt door het autocratische regime van Vladimír Mečiar. In Hongarije en Polen is de onafhankelijkheid die de nationale omroepen genoten het afgelopen decennium verstikt, aangezien de Fidesz-partij van Viktor Orbán en de Wet en Rechtvaardigheid van Jarosław Kaczyński hun greep op de macht hebben versterkt.
Andrej Babiš voerde campagne op een anti-establishment, anti-corruptieplatform vergelijkbaar met de illiberale regeringen in Hongarije en Polen. In tegenstelling tot hen worstelde hij echter om zijn greep op de macht te behouden. Hij is twee keer premier geweest, beide keren als hoofd van een minderheidsregering, in eerste instantie slechts zes maanden.
Ooit de op één na rijkste man van Tsjechië, werd hij in zijn politieke carrière achtervolgd door controverses over zijn zakelijke transacties. Via een trust bezit hij een agrochemisch conglomeraat en ongeveer dertig procent van de Tsjechische media, waaronder twee grote kranten en een nationaal radiostation. Aantijgingen van belastingontduiking en belangenconflicten binnen zijn zakenimperium zijn onderzocht door media en door de antifraude-eenheid van de EU en de Tsjechische politie. Hoewel Babiš voor geen enkel strafbaar feit is veroordeeld, moet hij binnenkort voor de rechter verschijnen wegens beschuldigingen van fraude met EU-subsidies. Hij heeft alle beschuldigingen ontkend en beschrijft ze als politiek gemotiveerd.
Babiš had met name bezwaar tegen de berichtgeving over zijn zakelijke aangelegenheden van de Tsjechische publieke televisie en beschreef de journalisten als “corrupt” en “manipulatief”. Hij zou de Tsjechische tv ook de berichtgeving over de Covid-pandemie verwijten en de omroep ervan beschuldigen de reactie van de staat te saboteren en “mensen tegen elkaar op te zetten”. Volgens oppositiepartijen en persvrijheidscampagnevoerders gingen de verbale aanvallen op de omroep gepaard met een campagne achter de schermen om deze te ondermijnen — door de benoeming van loyalisten in de toezichthoudende raad. De aanklacht werd afgewezen door de ANO. Stanislav Berkovec, een ANO-parlementslid, vertelde de iRozhlas.cz-website dat de kandidaten voor de raad waren gekozen puur omdat ze hadden voldaan aan “alle door de wet opgelegde selectie-eisen”.
De leden van de raad worden vervangen na het verstrijken van hun termijn van zes jaar. Genomineerden zijn meestal afkomstig uit een dwarsdoorsnede van maatschappelijke groepen — van de kerk tot kindertheatergezelschappen tot clubs voor tuinieren en sport. Aangezien de voordrachten echter door het parlement moeten worden goedgekeurd, kan de regering een aanzienlijke controle uitoefenen op de samenstelling van de raad. Hoewel de 15-koppige raad geen directe invloed heeft op de programmering, heeft het wel de bevoegdheid om de directeur-generaal van de openbare televisie te verwijderen en te benoemen.
Onder de regering-Babiš werden zeven nieuwe leden in de raad benoemd, onder wie sommigen die openlijk vijandig stonden tegenover de beginselen van de publieke omroep, en tegen het hogere management van de Tsjechische publieke omroep. De benoemingen zouden samenvallen met een mediacampagne tegen Petr Dvořák, de directeur-generaal van de openbare televisie.
In 2019, bijvoorbeeld, publiceerde een krant die eigendom was van Babiš’ trust een voorpaginaverhaal waarin werd aangekondigd dat Dvořák een onroerendgoedportefeuille had “ter waarde van honderd miljoen Tsjechische kronen” — het equivalent van ongeveer vier miljoen euro. Het verhaal bood geen bewijs dat Dvořák deze activa illegaal had verworven in plaats van door verdiensten die hij had opgebouwd tijdens een lange carrière in het senior management. De aanvallen van de Babiš-gelinkte pers en de nieuwe raadsleden deden vermoeden dat de directeur-generaal zou worden ontslagen en vervangen door een leider die bereid was de omroep van binnenuit te ontmantelen.
René Kuhn, een marketingondernemer die sinds 2017 lid is van de televisieraad, zegt dat de overgrote meerderheid van de raadsleden het altijd eens was geweest over de noodzaak van onafhankelijke publieke media van goede kwaliteit. Onder Babiš begon de machtsverhoudingen in de raad echter te verschuiven. “Plots waren er mensen die fel bezwaar maakten tegen de openbare media, of het overbodig vonden”, vertelt hij.
De meest uitgesproken van hen was Hana Lipovská, een econoom die in 2020 werd benoemd in de Tsjechische tv-raad, die zei dat ze “het belang niet ziet” van de openbare media. “Ik ken geen enkel Tsjechisch tv-programma dat commerciële zenders niet kunnen uitzenden”, vertelde ze in april 2019 op de Parlamentni Listy-website. De Tsjechische tv zendt een reeks programma’s uit voor niche- en minderheidspublieken ter vervulling van zijn openbare taak, in tegenstelling tot Tsjechische commerciële zenders die winst en marktaandeel nastreven.
In het voorjaar van 2021 beschuldigde Lipovská directeur-generaal Petr Dvořák — zonder duidelijk bewijs — van belangenverstrengeling. De beschuldiging werd geuit tijdens een gewone raadsvergadering, die Lipovská bijwoonde in het gezelschap van twee politieagenten in burger. Volgens een later door het tijdschrift Respekt geciteerde politieverklaring had Lipovská om de escorte gevraagd omdat ze vreesde dat haar rol in de raad een bedreiging voor haar leven zou vormen.
Het verschijnen van lijfwachten zorgde voor opschudding in de normaal bezadigde wereld van mediaraadsvergaderingen. “Je kunt erop rekenen dat er veel gebeurt, maar van een spektakel als dit zou je nooit dromen”, herinnert René Kuhn zich, die de vergadering virtueel bijwoonde vanwege Covid-beperkingen. Hij wisselde sms-berichten uit met mederaadsleden die net zo verbijsterd waren als hij, en sommigen speculeerden zelfs dat de agenten de directeur-generaal kwamen arresteren. “Het was een bewuste poging om chaos te veroorzaken”, aldus Kuhn.
De voormalige regering werd er ook van beschuldigd de onafhankelijkheid van de omroep te ondermijnen door haar inkomsten te reduceren. Als premier steunde Babiš een voorstel van zijn bondgenoot, president Miloš Zeman, om gepensioneerden en andere mensen met een laag inkomen uit te zonderen van het betalen van de licentievergoeding.
De verkiezingsnederlaag van Babiš vorig jaar bood de omroep uitstel van executie. Hoewel sommige van zijn vermeende loyalisten in de raad voor de Tsjechische publieke televisie blijven, hebben ze niet langer de politieke dekking om tegen de instelling op te treden. Van Petr Dvořák wordt voorlopig verwacht dat hij zijn volledige termijn als directeur-generaal zal uitzitten.
De nieuwe centrumrechtse regering, geleid door Petr Fiala, heeft beloofd de positie van de publieke omroep te versterken. Het kabinet stelde oorspronkelijk een geleidelijke verhoging van de licentievergoeding voor, de laatste veertien jaar bevroren voor de televisie en de laatste zeventien jaar voor de radio. Acht maanden na de verkiezingen trok de regering echter terug. In een live tv-debat op 3 juli j.l. zei minister van Cultuur Martin Baxa dat het “nodig was om openlijk te verklaren” dat de regeringscoalitie “de licentievergoeding niet wil verhogen”. De stijgende inflatie en de economische gevolgen van de oorlog in Oekraïne werden als redenen voor het besluit aangehaald. Als een alternatieve bron van inkomsten, zei Baxa, zou de Tsjechische publieke televisie moeten kijken naar meer reclame.
180 Tsjechische kronen
En dus zullen de Tsjechische publieke tv en radio voorlopig zeven en 25 kanalen blijven aanbieden voor een maandelijks bedrag van 180 Tsjechische kronen, of ongeveer zeven euro — de kosten van een fatsoenlijke lunch en een paar biertjes. De publieke omroep zal ook doorgaan met het ontslaan van personeel en geleidelijk zijn diensten voor kijkers en luisteraars verminderen.
Václav Štětka van de Universiteit van Loughborough zegt dat de licentievergoeding het beste beschikbare model blijft voor de financiering van publieke omroepen wereldwijd, waaronder de BBC. Pogingen om het te vervangen door een abonnement, vergelijkbaar met dat van streamingsdiensten zoals Netflix, zullen leiden tot een aanzienlijk verlies aan inkomsten en een verlaging van de normen, voegt hij eraan toe. “De meeste voorstellen om het te veranderen zijn op de een of andere manier gemotiveerd door de wens om de publieke media te verzwakken”, aldus Štětka.
De nieuwe regering werkt ook aan plannen om de raden voor publieke tv en radio te hervormen. Raadsleden worden momenteel voorgedragen door een breed scala aan maatschappelijke organisaties en de kandidaturen worden bekrachtigd door de Tweede Kamer. Volgens de nieuwe voorstellen zal een deel van de genomineerden ook worden gekozen door de Eerste Kamer, de Senaat. De poel van maatschappelijke organisaties die kandidaten kunnen voordragen, zal ook worden beperkt tot de organisaties die al minstens tien jaar actief zijn. Voorstanders van de nieuwe regels zeggen dat ze de professionaliteit in de raden zullen vergroten door de genomineerden uit obscure organisaties te verwijderen die hun kandidatuur eerder te danken hebben aan hun politieke loyaliteit.
De herziene mediawetten zijn echter nog lang niet van kracht. Plannen van de wetgevende macht om de huidige raden te ontbinden om plaats te maken voor de hervormde werden in het voorjaar van 2022 geblokkeerd. De juridische adviseurs van de regering waarschuwden dat een dergelijke stap ongrondwettelijk zou zijn. De ANO-partij van Andrej Babiš had ook snel kritiek op het plan en beschreef het als een “gevaarlijke” poging om de publieke media te ondermijnen, geïnspireerd door Polen en Hongarije. De regering heeft de amendementen uiteindelijk in juni goedgekeurd en ze moeten nu door het parlement worden behandeld.
Hana Marvanová, de voormalige dissident en parlementslid, werkte kort samen met de regering aan de laatste wijzigingen van de mediawet, net als bij de oorspronkelijke dertig jaar geleden. Maar haar oude idealisme is verdwenen. Hoewel ze de geplande hervormingen van de mediaraden als een verbetering ziet, meent ze dat ze de publieke omroep onvoldoende bescherming zullen bieden tegen politieke druk. Zolang de raden worden gekozen door politici, hetzij uit één kamer of beide, zullen het geen “onafhankelijke verkiezingen” zijn, zegt ze, “omdat politici belang hebben bij positieve berichtgeving in de media”.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op BIRN’s Engelstalige website Balkan Insight. Creative Commons Attributie-NonCommercial-NoDerivs 3.0.
Vojtěch Berger is redacteur bij de in Praag gevestigde onderzoekswebsite HlidaciPes.org. Dit verhaal is bewerkt door Neil Arun. Het werd geproduceerd als onderdeel van de Fellowship for Journalistic Excellence, ondersteund door de ERSTE Foundation, in samenwerking met het Balkan Investigative Reporting Network.