Timothy Snyder De weg naar onvrijheid. Rusland – Europa - Amerika Uitgeverij Ambo/Anthos, 2018 375 blz, prijs 29,99 euro
Timothy Snyder legt in De weg naar onvrijheid de kwetsbaarheid van de westerse samenleving en de wankele fundamenten van de democratie bloot. Net als in Bloedlanden en Zwarte aarde is ook De weg naar de onvrijheid een boek dat de lezer ongemakkelijk achterlaat. Ik zou deze bespreking dan ook met dezelfde vraag kunnen openen als waar ik mijn eerdere bespreking van Bloedlanden in Donau mee eindigde: Wie durft dit te lezen? Maar sterker dan in zijn eerdere boeken heeft deze vraag nu ook betrekking op Snyders stilistische kwaliteiten. De boodschap is verontrustend en alleszins gerechtvaardigd, de gekozen vorm en de stijl overtuigen helaas veel minder. Ondanks zijn talenkennis slaagt Snyder er niet in dit verhaal helder voor het voetlicht te brengen en zich enigszins te beperken tot de essentie.
Recensie door Stefan van der Poel
Waar bestaat die essentie in De weg naar onvrijheid dan uit? Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw is er volgens Snyder een stille opkomst gaande, van een groeiende onvrijheid die hij ook wel aanduidt als een verdere ontwikkeling in de richting van totalitarisme. Centraal hierbij staat de ontwikkeling van een ‘onvermijdelijkheidspolitiek’ naar een ‘eeuwigheidspolitiek’ – termen die al een stuk minder helder zijn. Deze onvermijdelijkheidspolitiek bestaat grofweg uit het idee dat de wetten van de vooruitgang vast staan en dat de toekomst eigenlijk slechts meer van hetzelfde te bieden heeft. Er is simpelweg geen alternatief, zo luidt de boodschap. In deze onvermijdelijkheidspolitiek klinkt de stem van Fukuyama door (‘Het einde van de geschiedenis’). Deze politiek van onvermijdelijkheid is in de ogen van Snyder een voorbode van een eeuwigheidspolitiek waarin het noodlot de plaats van de vooruitgang inneemt. Volgens eeuwigheidspolitici kan de regering de samenleving als geheel niet bijstaan, maar haar slechts tegen (externe) bedreigingen beschermen. Crises worden door politici doelbewust gemanipuleerd om zo emoties los te maken en spektakel te creëren. Waarheidsvinding speelt geen enkele rol meer. Onvermijdelijkheids- en eeuwigheidspolitici maken verhalen van feiten. Eeuwigheidspolitici verspreiden eerst zelf nepnieuws en verkondigen vervolgens dat al het nieuws nep is. Burgers raken zo steeds minder geïnteresseerd in waarheid, over zichzelf en hun verleden, en gaan in plaats daarvan op zoek naar geruststellende verhalen die door diezelfde politici worden aangedragen, daarbij meteen de eigen positie verder verstevigend. Onze liberale democratie wordt zo in zekere zin ondermijnd.
Dit zijn grofweg de pijlers waarop Snyder zijn boek baseert waarbij het zijn doel is om – en ik citeer hier bewust om zijn moeizame stijl enigszins te illustreren – ‘het heden voor de historische tijd te herwinnen en zo de historische tijd voor de politiek te herwinnen’. Dat Rusland naar verhouding zoveel meer aandacht krijgt, komt omdat Snyder dit land als voorland beschrijft voor Europa en de VS. Net als in Rusland neemt ook in het Westen de ongelijkheid verder toe en neemt propaganda de plaats in van beleid. Op deze wijze verschuift de onvermijdelijkheidspolitiek in de richting van een eeuwigheidspolitiek. De politiek van Poetin zou bestaan uit een vreemde mix van fascisme, religie, racisme en een voortdurende overlevingsstrijd. Niet de toekomst staat bij hem centraal, maar een geïdealiseerd verleden waarbij gevoelens van nostalgie continu worden gevoed. De geschiedenis verloopt in deze visie cyclisch waarbij de bedreiging altijd weer van buiten komt. Dit wordt door Snyder een ‘politiek van eeuwigheid’ genoemd.
De Russische politiek is er verder op gericht om de politiek en samenleving van het Westen voortdurend te ontwrichten. (Amerikaanse verkiezingen, Brexit, steun aan Le Pen etc.) In Polen en Hongarije zie je reeds pogingen om de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw te verheerlijken in plaats van hun bevolking een perspectief op de toekomst te bieden. Ook hier is ‘de buitenstaander’ (de EU, migranten uit het Midden Oosten, George Soros) het grootste probleem.
Invalshoek, gebruikte bronnen, originaliteit: daar is allemaal weinig op aan te merken. Het is echter de overdaad aan informatie, het niet kunnen scheiden van hoofd- en bijzaken en het soms ook wat drammerige karakter van het boek die de leesbaarheid bemoeilijken. Snyders kwaliteiten komen in mijn ogen veel beter tot zijn recht in zijn artikelen dan in zijn boeken. Binnen de omvang van een artikel wordt hij enigszins getemperd in zijn neiging tot uitweidingen. Daarbij is de verdeling van het boek over de drie regio’s wat scheef. Het gaat in hoofdzaak over Rusland en veel minder over Europa en Amerika. Pas vanaf pagina 200 komen deze regio’s aan de orde en dan resteren er nog slechts zo’n 90 pagina’s. (De allerlaatste 80 pagina’s van het boek omvatten het omvangrijke notenapparaat en het register.)
In een interview in Trouw riep Snyder onlangs op tot grondiger historisch onderzoek: ‘Als we de geschiedenis begrijpen, zullen de gebeurtenissen ons minder overkomen.’ Dat Snyder zich al decennia bezighoudt met het inzichtelijk maken van het totalitaire verleden in de twintigste eeuw is zonder meer duidelijk en slechts te prijzen. Nu rest slechts nog de juiste redactionele hulp om die boodschap helder voor het voetlicht te brengen.