In Memoriam: György Konrád (1933-2019)
- Door Stefan van der Poel
‘Als jood én als Hongaar geboren te zijn, houdt dubbele rampspoed in’ aldus György Konrád in De onzichtbare stem (2001). Beide volkeren gaan immers onfortuinlijk door het leven en hebben daarbij de sterke neiging het eigen lot te betreuren en te gedenken. Ook het leven van Konrád zelf, die onlangs op 86-jarige leeftijd overleed, is sterk bepaald door de gebeurtenissen van de twintigste eeuw waarbij het lot hem zelden gunstig gezind was.
Geboren als Jood in 1933, het jaar met zijn reeds onheilspellende bijklank, had hij eigenlijk evenals zijn Joodse klasgenoten uit Berettyóújfalu moeten eindigen in een gaskamer. Het lot besliste echter anders. Nog als tiener onderging hij de komst van een nieuw totalitair regime: het communisme. Als student was hij vervolgens betrokken bij de Hongaarse Opstand van 1956 om vanaf de jaren zeventig met zijn boeken uit te groeien tot de bekendste dissident van Hongarije. Bij de omwenteling van 1989 was hij 56 jaar oud en beleefde hij van nabij het transformatieproces met het opkomende autoritarisme en populisme.
Hoe verhoud je je als individu tot een dergelijke geschiedenis? Ligt in deze ervaringen niet de basis voor de ironische gelatenheid die Konráds werk en houding zo kenmerkt? ‘We hebben niets anders dan onze biografie’ zo verkondigde Konrád geregeld. In veel van zijn boeken worden herinneringen afgewisseld met hedendaagse observaties en bespiegelingen. Zijn oeuvre vormt zijn eigenlijke autobiografie. Konrád is vrijwel op iedere pagina aanwezig. Dit verklaart waarom lezers het idee hebben de auteur haast persoonlijk te kennen. Zijn overlijden wordt ervaren als het overlijden van een naaste verwant met wie ze een geschiedenis delen. Temidden van alle veranderingen en woelingen leek Konrád een vast en betrouwbaar baken. Zijn diepe, zware stem met dat sterke Hongaarse accent, de wilde haarbos, die ironische oogopslag, sigaret en abrikozenpálinka binnen handbereik: Konrád wekte vertrouwen. Zijn beschouwingen werkten relativerend en rustgevend. Hetzelfde effect hebben zijn boeken. Ze fungeren als een bron van contemplatie, een rustplaats in onze snel veranderende maatschappij. De titel van een bundel uit 1990 Langzame beschouwingen in een snelle tijd lijkt van toepassing op zijn hele werk.
Van Konráds gehoopte ‘authentieke burgerschap’ is weinig terecht gekomen
In tegenstelling tot Václav Hável koesterde Konrád geen politieke ambities. Wel leverde hij geregeld commentaar op politieke besluiten en maatschappelijke ontwikkelingen. Zijn hoop dat Hongarije na de omwenteling van 1989 terug zou keren naar Europa is maar ten dele uitgekomen. In De oude brug (1997) sprak hij de hoop uit aanspraak te mogen maken op ‘een rustige oude dag en een cultuur die berust op burgerlijke waarden’. Sinds 2004 is het land inderdaad toegetreden tot de Europese Unie, maar de ontwikkeling van een open en tolerante samenleving in Hongarije is maar zeer ten dele uitgekomen. Onder Orbán keerden oude reflexen en valkuilen terug en is er van Konráds gehoopte ‘authentieke burgerschap’ weinig terecht gekomen. Konrád bekritiseerde de wijze waarop George Sóros, eveneens Jood en in Hongarije geboren, tot staatsvijand werd uitgeroepen. Sóros symboliseert voor Fidesz datgene waar de partij zich juist tegen verzet: kosmopolitisme, liberalisme, multiculturalisme en, veelal op gedempte toon uitgesproken, de ‘Joodse invloed’. De Hongaarse identiteit zoals die door Fidesz wordt gepropageerd, beweegt zich steeds meer in nationaal-christelijke richting, waarbij het christelijke vooral bestaat uit traditionele waarden en normen omtrent het gezinsleven. Angst regeert, de vijand komt dit keer niet vanuit het oosten, maar zetelt in Brussel.
In zijn lange leven heeft Konrád meerdere malen moeten ervaren hoe mensen zich ontpopten van fascist tot communist, sinds de jaren negentig worden de uniforms opnieuw gewisseld en gaat men weer als fascist door het leven. Alleen met een flinke dosis ironie kun je dergelijke transformaties en maskerades het hoofd bieden.
Gedurende zijn lange en tumultueus verlopen leven wenste Konrád Hongarije nooit te verlaten. Hij verkoos de ‘innere Emigration’. De Hongaarse taal was hem te dierbaar, zijn familiegeschiedenis te zeer in Hongaarse land geworteld. Daarbij herkende hij zich zowel in de slachtoffers als de daders die het land voortbracht. Wel reisde hij geregeld naar het buitenland en had hij een bijzondere relatie met Nederland waar zijn boeken veel werden gelezen, mede door de interviews van Wim Kayzer en goede vertalers als Henry Kammer. In 1990 hield Konrád in een stampvolle Martinikerk (Groningen) de achtste Van der Leeuw-lezing onder de titel ‘De melancholie van de wedergeboorte’. Reeds toen waarschuwde hij voor te grote verwachtingen die de kiem van teleurstelling al in zich dragen. Ook vroeg hij zich in deze lezing af welke politieke traditie de conservatieven in zijn land nu precies willen conserveren. De post-feodale traditie? De fascistische traditie? Van een werkelijke democratische traditie was in Hongarije in ieder geval geen sprake geweest.
Enkele jaren later verscheen een boekje met de titel Amsterdam (1999) waarin Konrád aan de hand van wandelingen en ervaringen gedurende zijn veelvuldig verblijf in Nederland zijn bewondering uitspreekt over de hier heersende traditie van tolerantie, democratie en burgerlijke waarden. ‘Ik zie vlotte, ongedwongen, veerkrachtige mensen, hun ontspannen bewegingen getuigen van zelfvertrouwen.’ Vanuit het perspectief van iemand die zijn leven grotendeels onder dictatoriale regimes doorbracht die het op zijn leven hadden gemunt, zijn dergelijke observaties goed te plaatsen. Een dierbaar en wijs mens is na een lang en tumultueus leven heengegaan. Een rustige oude dag was hem niet gegund. Hij had het zich vermoedelijk ook niet anders voorgesteld.