Geschatte leestijd: 9 minuten
Voor haar afstudeerproject aan Fontys Journalistiek reisde Doris Janssen naar Hunedoara, een stad in het zuidwesten van Roemenië. Twee Roemeense arbeidsmigranten die zij eerder in Nederland sprak, zijn jeugdvrienden van elkaar en komen allebei uit deze voormalige industriestad. Sinds de val van het communisme en het sluiten van de fabriek zijn veel mensen uit Hunedoara vertrokken. Een reportage over arbeidsmigratie, inloophuizen en heimwee.
Op een lange, verlaten weg veegt Costică (65) met langzame halen het grind en stof opzij met zijn bezem. De borstelharen schuren over het asfalt terwijl de wind door het hoge onkruid ritselt dat aan weerszijden van de weg woekert. Hij staat voor de verroeste poort die ooit toegang gaf tot de staalfabriek Combinatul Siderurgic. Veertig jaar geleden liep hij hier elke ochtend onderdoor samen met twintigduizend andere staalwerkers.
Door Doris Janssen
Onder Nicolae Ceauşescu beleefde Hunedoara, gelegen in het zuidwesten van Roemenië, in de jaren tachtig hoogtijdagen als industriestad. Kilometers aan fabrieksterreinen kwamen voort uit de grote communistische wens om alles zelf te produceren. Er werkten circa twintigduizend werknemers. Nu staan er slechts nog enkele gebouwen overeind. Nadat het regime van Ceauşescu viel, zijn de meeste gebouwen in verval geraakt of verdwenen. Een man loopt naar Costică toe met een paar objecten in zijn handen. In het gebouwtje op het terrein heeft Romica (52) een klein museum gemaakt waar fabriekserfgoed bewaard wordt — ‘om te laten zien dat niet alles slecht was tijdens het communisme’. Grijnzend draait hij Costică om en strikt de touwtjes van een versleten werkschort op de rug vast. Terwijl Costică wegloopt, zet Romica snel nog een helm op zijn hoofd.

Trots
Als 24-jarige jongen had Costică zijn geboortestad Bacău voor Hunedoara verlaten, net als veel anderen deden in die tijd. De gigantische staalfabriek met zijn rokende schoorstenen en bedrijvigheid trok mensen aan uit verre hoeken van Roemenië. De fabriek draaide dag en nacht. Werken bij het Combinat betekende meer dan het ontvangen van een salaris. Het werk voor deze staalgigant gaf status en het gevoel deel uit te maken van iets groots en belangrijks. De arbeiders deden allerlei dingen samen in hun vrije tijd, zoals sporten en zingen in het fabriekskoor. De stad was vol leven. Door de fabriek groeide de stad snel. Er kwamen veel jonge mensen wonen en het aantal inwoners liep op tot bijna negentig duizend. Daardoor werden er nieuwe woningen gebouwd en kwamen er nieuwe instellingen, zoals voor onderwijs, gezondheid en cultuur. De fabriek zorgde daarnaast dus ook voor veel werkgelegenheid, wat mensen zekerheid en stabiliteit gaf.
Ontslagen
Even verderop staat nog een groot fabrieksgebouw uit die tijd — een overgebleven getuige van de wereld waarin ook de vader van Răzvan (26) zesendertig jaar lang leefde. Tegenwoordig is het hier vooral stil. De staalfabriek is na 1989 langzaam uiteengevallen, maar de herinneringen leven door in de harten van de mensen. Toen het communistische regime viel, verdween ook de staalindustrie. Op de vrije markt bleek de industrie kwetsbaar en verouderd. Een zelfstandige economie, los van het kapitalisme, waarbij de staat alles plande en produceerde bleek een utopie en een te duur project, wat geen innovatie kende door gebrek aan concurrentie. Daarom stortte dus ook de staalfabriek in Hunedoara in toen het communistische regime viel.
‘De sluiting ging gefaseerd’, vertelt Romica. ‘Stap voor stap kwamen de activiteiten van de fabriek tot stilstand. Duizenden arbeiders verloren hun baan. Er werd hen een eenmalig geldbedrag beloofd, een ontslagvergoeding, maar in werkelijkheid kregen ze veel minder. Ondertussen werd iedereen ontslagen. Het was een bewuste strategie om dit niet eerlijk aan te kondigen, want anders zouden de arbeiders zich massaal hebben verzet. Meer dan zevenduizend mensen in Hunedoara zaten na 1989 werkloos thuis.’
Bezaaid met boeken
Binnen in de fabriekshal ligt de vloer vol boeken, verbleekte dossiers en losgescheurde pagina’s. Onder een laag stof liggen vergeelde documenten: staalorders met officiële stempels en zwierige handtekeningen — alsof ze gisteren nog zijn ondertekend. ‘Ik ben na de sluiting in Hunedoara gebleven’, vertelt Costică. ‘Ik kon aan de slag als betonvlechter, vlakbij de fabriek.’ Zijn stem is laag en gedragen. ‘Later ontmoette ik mijn vrouw. We kregen vier kinderen. Maar zij wonen nu allemaal in Engeland.’ Na de Roemeense revolutie in 1989, toen het communistische regime viel en de grenscontroles minder streng werden, vertrokken veel mensen, meestal naar Hongarije. Maar sommigen bleven, zoals Costică en Răzvans vader. Voor hen was de fabriek jarenlang het middelpunt van hun leven geweest. Toen de fabriek sloot, kwam er voor een hele generatie en hun gezinnen een einde aan hun financiële zekerheid maar ook aan de sociale activiteiten die de arbeiders onderling verbonden had.

Jeugdvrienden
Răzvan en Talpos groeiden op in deze overgangstijd, in een stad die worstelde met de erfenis van haar industriële verleden en die zich langzaam opnieuw moest uitvinden. Răzvan is trots op zijn land, maar besloot naar Nederland te gaan. Hij woont inmiddels zeven jaar in Helmond, samen met zijn vrouw en twee kinderen. ‘Om hier te komen werken en jarenlang alleen te zijn is zwaar’, verzucht hij. Wat voor werk? Răzvan lacht. ‘In de vleesindustrie, als vrachtwagenchauffeur. Van alles.’ Toch klaagt hij niet. ‘Ik ben gelukkig als mijn kinderen naar het zwembad kunnen, of als ik mijn vrouw mee uit eten kan nemen wanneer zij daar zin in heeft.’ In de afgelopen jaren zijn tienduizenden Roemenen zoals Răzvan naar Nederland gekomen. Sommigen komen voor een paar maanden, anderen bouwen een nieuw leven op en blijven. Zijn vriend Talpos wilde uiteindelijk ook naar Nederland komen, Răzvan heeft het voor hem geregeld.
Muziek in een schrift
In Nederland vinden de Roemenen elkaar in inloophuizen. Ze delen daar hun ervaringen en hun liefde voor Roemenië. Lucian (28) schrijft in zijn emotionele songteksten over zijn thuisland. Hij haalt een dik schrift uit zijn rugzak en laat er een paar bladzijden van zien. ‘Kijk, deze is in het Frans. Ik heb Frans geleerd toen ik in Frankrijk werkte. En hier heb een lied in het Engels gemaakt.’ Hij wijst op een regel die hij heeft geschreven: My mom is the one who whiped away my tears and showed me love through all my fears. ‘Dit gaat over een jongen en de liefde voor zijn moeder.’ Hij kijkt even op. ‘Ik heb geen vader. Mijn moeder is mijn broer, mijn zus, alles tegelijk.’ Zijn glimlach verdwijnt. ‘Altijd als ik haar bel, vraagt ze wanneer ik naar huis kom.’
Lucian stuurt regelmatig geld naar zijn familie in Roemenië. ‘Als er echt iets zou veranderen in mijn land, zou ik teruggaan. Maar ik denk niet dat het gaat gebeuren.’ Hij bladert verder in zijn schrift. ‘Ik ben trots op mijn land, op de tradities. Maar ik moest wel vertrekken. Ik kreeg slecht betaald en er is veel corruptie.’ Hij schrikt op als hij beseft dat het nu zijn verhaal is dat wordt opgetekend. ‘Wil je een andere naam verzinnen?’ Hij is geraakt dat iemand naar hem wil luisteren. Nederlanders ervaart hij vaak als afstandelijk en koud.
Uitzendbureaus
Achterin het inloophuis in Amsterdam liggen twee mannen op bedden te rusten. In de gemeenschappelijke ruimte schenkt een vrouw koffie in bekers, terwijl in de keuken een kok in een grote pan roert. Er staan tafels waaraan mensen gesprekken voeren. Anderen staren geconcentreerd naar computerschermen. Tussen hen zit Talpos, zijn tatoeages zijn zichtbaar onder zijn T-shirt. Hij is hier. Het is hem gelukt. Via Răzvan kwam hij in contact met een uitzendbureau en vond werk in Nederland. Hij verplaatste pallets met een machine. ‘Maar een paar weken geleden verloor ik mijn identiteitskaart. Ik heb geen werk meer en moet terug naar Roemenië. Ik blijf daar’, zegt hij. ‘De uitzendbureaus werken samen met de werkgevers, maar ze houden zich niet altijd aan hun beloftes. Er is soms geen toezicht, waardoor we misbruikt kunnen worden. De woonomstandigheden zijn slecht. Ik schaam me er niet voor dat ik terugga naar Hunedoara. Ik kan hier niet blijven en op straat leven — dat zou alleen maar meer problemen geven. Het is niet goed voor mijn gezondheid en niet voor mijn kind in Roemenië. Iemand van de sociale dienst in Nederland heeft een vliegticket voor me geregeld. Bij de ambassade haal ik mijn papieren op en dan ga ik terug.’
Familie

Ondertussen gaat het leven in zijn geboortestad gewoon door. Op een doordeweekse ochtend rennen kinderen over het schoolplein van een basisschool. ‘In Hunedoara zijn veel basisscholen’, zegt lerares Martha. ‘Ook leerlingen uit omliggende plattelandsdorpjes komen hierheen. De jongeren uit Hunedoara zijn vaak wat zelfverzekerder dan zij. Ze gaan samen naar de stad, naar de KFC of McDonald’s — ze hebben een andere levensstijl.’ Theodora (13): ‘Ik heb vrienden op het platteland, hun wereld is wat kleiner en ze krijgen vaker taken van hun ouders voor na schooltijd. In de stad hebben we meer vrije tijd. Ik wil later heel graag stewardess worden’, zegt ze in het vloeiend Engels. ‘Mijn familie woont in Spanje. Ik ben er vaak geweest. Zodra het kan, ga ik hier weg.’
De meeste Roemenen hebben familieleden in het buitenland. De broer van Martha woont met zijn gezin in Engeland. ‘Zij doen weinig leuke dingen samen’, vertelt ze. ‘Hier pak ik in het weekend de auto, gooi hem vol met eten en ga ik met mijn familie op pad. Dat soort saamhorigheid is voor mij meer waard dan geld en carrière maken.’ Rebeca (14) voegt eraan toe: ‘Ik zie heus wel wat er niet goed is in ons land, maar ook al wordt je niet super goed betaald, je kan evengoed toch een leuke baan zoeken? Ik zie veel mensen om me heen die werk doen waar ze plezier in hebben. Ik vind het niet de moeite waard om naar het buitenland te gaan. Als mijn familie uit het buitenland af en toe op bezoek komt in Hunedoara, dan zijn ze altijd zo blij om weer thuis te zijn.’
De naam van Lucian is gefingeerd.