

Ivan Klíma, Rechter tussen twee vuren. Vertaling Irma Pieper
(Wereldbibliotheek, 2024)
ISBN: 9789028452978
528 blz. € 34,99
Historicus en Midden-Europakenner Stefan van der Poel las Rechter tussen twee vuren van Ivan Klíma. Het is een centraal werk in het oeuvre van de Tsjechische schrijver en gaat over grote, existentiële vragen. Wat Van der Poel betreft smaakt dit boek naar meer: ‘Het valt te hopen dat de uitgever nu doorpakt en ook de memoires van Klíma laat vertalen.’
‘Voor mijn gevoel moest ik de tegenspraak oplossen tussen het menselijke verlangen naar gerechtigheid en de instellingen die voorgaven dat verlangen te vervullen’, aldus Adam Kindl, die terugkijkt op zijn rechtenstudie in Praag. In die tijd geloofde hij nog dat in een socialistische modelstaat er geen ruimte meer zou zijn voor redeloosheid.
Recensie door Stefan van der Poel
Kindl is de hoofdfiguur in Rechter tussen twee vuren van de Tsjechische auteur Ivan Klíma (Praag, 1931). Hij is de rechter die klem zit tussen de institutionele druk en verwachtingen, en zijn eigen rechtvaardigheidsgevoel. Zijn uiterlijke rommeligheid weerspiegelt Kindls innerlijke toestand. In het Praag van de jaren zeventig van de vorige eeuw verliest hij steeds meer zijn grip op zijn leven. Zijn huwelijk glipt hem door de vingers, zijn oorlogsverleden keert nadrukkelijker terug, en zijn maatschappelijk functioneren als rechter wankelt.
Aanvankelijk gelooft Kindl nog dat de mensheid op te delen is in schuldigen en onschuldigen, in beschuldigden en rechters. Maar die overtuiging staat onder druk wanneer hij als rechter wordt gedwongen om in een zaak de doodstraf uit te spreken; dit terwijl hij jaren eerder in een artikel juist pleitte voor afschaffing van de doodstraf. En zo worden de contouren van zijn dilemma’s zichtbaar: staatsmacht versus innerlijke persoonlijke overtuiging, en verlangen naar gerechtigheid versus het ondergaan van de consequenties van een dissidente opstelling.

Deze problematiek voert Kindl terug naar Theresienstadt, hoe hij daar in de oorlog als tienjarig kind gevangen zat. Parallellen tussen zijn ervaringen in het kamp en die onder het communisme worden zichtbaar. Hoe ook in het kamp de hoop niet werd opgegeven, tegen beter weten in. ‘De zon van de hoop hield niet op te schijnen en begeleidde de menigten tot op de perrons waar de selectie voor de gaskamers plaatsvond.’
Ook beschrijft hij het onverklaarbare onrecht dat hem en zijn familie in de oorlog is aangedaan. Pas in het kamp realiseerde het gezin zich de Joodse familiegeschiedenis; het Jood-zijn speelde tot die tijd geen rol van betekenis in het leven van alledag. Na de oorlog herhaalt dit proces zich wanneer de vader van Kindl – een overtuigd communist – opnieuw zonder reden wordt gearresteerd en gevangengezet.
Als kind had Kindl geen enkele ruimte om zijn lot te bepalen. Hij was door de ene groep mensen in het kamp gezet en door een andere groep daar weer uit bevrijd. Om nu als volwassene, als rechter een daad te stellen en daar de prijs van gevangenschap voor betalen, valt hem zwaar. Hij die nooit gewend was besluitvaardig op te treden, in zijn maatschappelijk leven noch in zijn persoonlijk leven. Passiviteit overheerst. Vrouw en kinderen wachten geregeld tevergeefs op een gebaar, een woord, een teken van verstandhouding. En ook zijn broer, die aarzelt of hij na een terug moet keren uit Engeland en daarbij gevangenisstraf riskeert, krijgt van Kindl geen advies.
Langzaam komt Kindl tot het inzicht dat er eigenlijk nooit een tijd is geweest waarin daadwerkelijke gerechtigheid heeft bestaan. De grond onder zijn voeten begint te schuiven en existentiële vragen treden aan het licht. ‘Waar is eigenlijk mijn thuis, mijn universum?’ zo vraagt hij zich meermalen af.
Late vertalingen
Ondanks deze zware thematiek blijft de toon van het boek luchtig en verliest de tekst nergens vaart en zeggingskracht. Dat juist dit boek zo’n centrale plaats inneemt in het werk van Klíma heeft niet alleen te maken met de omvang van het werk en de periode die hij erin behandelt, maar zeker ook met het feit dat hij veel autobiografisch materiaal in deze roman heeft verwerkt. Zo belandde ook Klíma als jongetje in Theresienstadt met zijn ouders en broer, en kreeg hij als volwassene na de Praagse Lente (1968) te maken met tal van overheidsmaatregelen die zijn leven bemoeilijkten. Hij werd in dat jaar benoemd tot gastdocent aan de Universiteit van Michigan, maar keerde tegen het advies van zijn westerse vrienden, terug naar zijn vaderland, waar zijn boeken niet meer gepubliceerd mochten worden.
Een proloog bij het boek was overigens welkom geweest. Daar had dan meer over het leven van Klíma vermeld kunnen worden, zijn rol en betekenis binnen het Tsjechische dissidentenbestaan, zijn contacten met vele collega-schrijvers als Milan Kundera, Václav Havel, Arthur Miller, Pavel Kohout, Philip Roth en vele anderen. Maar ook over de totstandkoming van het boek – dat geschreven is tussen 1972 en 1985 – en over de late Nederlandse vertaling.
Eerder verschenen er bij Wereldbibliotheek al zeven vertalingen van Klíma, toen nog van de hand van Kees Mercks. Irma Pieper vertaalde Rechter tussen twee vuren en wel op bijzonder fraaie wijze. Geen moment heb je als lezer de indruk een vertaling in handen te hebben. Het valt te hopen dat de uitgever nu doorpakt en ook de memoires van Klíma laat vertalen. Deze geven tevens antwoord op enkele van de hierboven geponeerde vragen; in het Engels zijn de memoires al beschikbaar en wel onder de titel My Crazy Century (2013).