Herinneringen zijn fragmentarisch, gebeurtenissen geen keurige, chronologische lijn

Tea Tupajić (auteursfoto)

Geschatte leestijd: 5 minuten

Tea Tupajić, Zwarte zomer. Vertaald uit het Engels door Karina van Santen (Uitgeverij Koppernik, 2025). Paperback, 104 blz. ISBN: 9789083535623, € 17,50 


Donau-medewerker Casper Schaaf bespreekt Zwarte zomer, en vraagt zich af hoe en wat je over de genocide in Srebrenica schrijft. ‘Herinneringen zijn tenslotte fragmentarisch, de gebeurtenissen zoals ze tijdens die hete zomer zijn ervaren vormen geen keurige, chronologische lijn.’

Dit jaar is het dertig jaar geleden: Srebrenica. De meeste Nederlanders zullen – net als ik – bij het horen van dat woord onmiddellijk een paar beelden voor zich zien. Nederlandse mannen en vrouwen met blauwe helmen op. Een Nederlandse commandant met een grote snor die eventjes net zo glunderend keek als Neville Chamberlain toen die terugkeerde in Engeland na de Conferentie in München in 1939. Dutchbat. Veilige enclave. Bosnische moslimmannen in bussen. Huilende vrouwen. De woede. De schaamte. De leegte. Schuld en boete. Je ziet die beelden, je voelt de pijn. Maar hoe schrijf je erover? Wát schrijf je erover, als de feiten wel zo’n beetje als bekend kunnen worden verondersteld?

Recensie door Casper Schaaf

In Zwarte zomer probeert de Bosnisch-Kroatische theater- en filmregisseur Tea Tupajić daar een antwoord op te vinden. Het boek beschrijft de belevenissen van een zestal Dutchbat-veteranen, mannen en vrouwen, van binnenuit. Door hun ogen maak je flarden mee van het vooraf, het tijdens en het erna, aangevuld met stemmen van de daders, de slachtoffers, het Nederlandse publiek en de schrijfster zelf. Vaak bestaat zo’n flard uit een of twee pagina’s, soms ook uit een enkele alinea. Het zijn herinneringen aan hun verblijf in Srebrenica die de Dutchbatters zijn bijgebleven. Je voelt de frustratie, de woede, de schaamte, het trauma dat veel van hen voor de rest van hun leven heeft getekend.

Het VN-mandaat dat de Nederlandse militairen een boksring instuurde met twee handen op de rug gebonden. De luchtsteun waar de Nederlanders herhaaldelijk om gesmeekt hebben, maar die niet werd toegekend. Een VN-vredesmacht die de Bosnische bevolking moest beschermen, maar die daar niet in slaagde. Tupajić kiest er bewust voor de geopolitieke en militair-strategische context in zijn geheel niet te benoemen. De moord op de bijna 8.400 Bosnische moslimmannen en -jongens wordt in slechts één fragment expliciet genoemd. Toch vormt deze gruwelijke gebeurtenis een zwart gat dat het gehele boek laadt met energie. Juist de keuze om veel weg te laten en haast evenveel wit als tekst op de bladspiegel te zetten geeft Zwarte zomer zijn kracht. Herinneringen zijn tenslotte fragmentarisch, de gebeurtenissen zoals ze tijdens die hete zomer zijn ervaren vormen geen keurige, chronologische lijn.

Ik handelde overeenkomstig de opdracht. Maar was de opdracht goed? (p. 68)
Ben ik een goede soldaat geweest of een lafaard? (p. 71)

Kwellende vragen waar de Dutchbatters nog altijd een antwoord op proberen te zoeken. Door in te zoomen op hun ervaringen weet Tupajić daarnaast ook de onzekerheid en het vertrouwen op een goede afloop te treffen, wat met de kennis van nu des te schrijnender is:

Natuurlijk realiseerde ik me dat die mannen en jongens niet naar een vijfsterrenhotel gebracht zouden worden.
Maar ze vermoorden?
De hele wereld keek toch mee?
De experts bij de VN zouden vast wel weten wat ze moesten doen. (p.77)

Het waren militairen, maar het zijn nog steeds mensen. En de meeste mensen zijn geen helden, zoals deze veteraan zich pijnlijk realiseert:

Ik heb er geen spijt van. Ik wilde niet sterven voor een oorlog die niet de mijne was.
Ik had me niet opgegeven voor een operatie die een verloren zaak was.
Het was bloedheet, ik was twintig kilo afgevallen en ik was uitgeput.
Ik wilde goed eten, een koud biertje, een sigaret en een comfortabel bed. (p. 82)

Aan het eind van het boek voert Tupajić zichzelf op, in gesprek met een van de Dutchbatters ergens in een wegrestaurant. Ze vertelt de veteraan dat haar vader haar iets op het hart heeft gedrukt: ‘Er is niemand die ons had kunnen redden. Niets en niemand had daar een kans. Niet Christus, niet Allah, niet alle legers en vooral niet die knappe blonde jongens.’ (p. 94)

Terwijl de veteraan vertelt over een van de twee Dutchbatters die tijdens de missie omkwamen, draait Tupajić de camera om en focust ze heel even op de andere kant van het verhaal:

Wat een verschrikking. Ik tel levens. Twee voor jullie, 8400 voor ons.
[…]Toen de Serviërs de enclave aanvielen en jullie leven in gevaar was, kwam iedereen op de been. Er waren noodvergaderingen, onderhandelingen, telefoongesprekken. Maar toen wij doodgingen, pakte niemand de telefoon. Voor jullie trucks en vliegtuigen, voedselkonvooien, bloedvoorraden, dokters en therapeuten. Voor ons niets. (p. 98)

Twee pagina’s voor het einde haalt Tupajić ons zo effectief uit het verhaal van de Dutchbatters en confronteert ze ons met onze vooringenomen, westerse blik. Zo vertelt ze niet alleen hoe Srebrenica was voor de Nederlandse betrokkenen, maar houdt ze de Nederlandse lezer ook een spiegel voor. Over dertig jaar zal misschien een andere schrijver dezelfde zinnen opschrijven, maar dan vermoedelijk een schrijver uit een van de oorlogsgebieden van dit moment.

Over Casper Schaaf 9 Artikelen
Casper Schaaf schrijft, recenseert en interviewt, onder andere voor Donau. Hij studeerde Engelse taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn specialisatie op Oost-Europees gebied is Roemenië. Je kunt Casper volgen via casperschaaf.substack.com