Afgelopen maand verscheen een nieuwe vertaling van Een breuk in april van de Albanese schrijver Ismail Kadare. In deze roman thematiseert Kadare de bloedwraak, een sinistere traditie uit de meest bergachtige gebieden van de Balkan. Kadare is misschien wel de bekendste Albanese schrijver en al heel lang een kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Zijn vaste vertaler Roel Schuyt belicht het oeuvre van de Albanese grootmeester, dat in Nederland doorgaans een vaste schare lezers kan bekoren.
Door Roel Schuyt
Ismail Kadare werd op 28 januari 1936 geboren in het Zuid-Albanese stadje Gjirokastër. Hij raakte bekend met literatuur in de bibliotheek van zijn grootvader, die onder meer werken bevatte geschreven in het Osmaans, de ‘deftige’ en met Perzische en Arabische elementen verrijke taal van het Ottomaanse Rijk, en met de boeken van zijn oom, waaronder werken van Shakespeare en Cervantes.
Van Zog tot Stalin
Hij was nog een peuter toen Albanië op 7 april 1939 door de Italianen werd bezet. Na de Italiaanse capitulatie, in juni 1943, namen de Duitsers de macht over. Na 29 november 1944 trokken de Duitsers zich terug en kwamen de partizanen de dorpen en steden binnen. Zo kwam Albanië in de Russische – en op dat moment ook stalinistische – invloedssfeer. De macht kwam daarbij toe aan Enver Hoxha (1908-1985). Koning Zog, die van 1928 tot 1939 het land had geregeerd, deed in 1946 officieel troonsafstand.
Anders dan het Joegoslavische bewind van Tito, dat zich in in de zomer 1948 van Stalin afwendde, bleef de Albanese leiding Stalin trouw. Zuiveringen en afrekeningen – vaak in de vorm van ‘campagnes’, verdachtmakingen, langdurige, slopende vergaderingen, schijnprocessen en executies, gevangenisstraffen of verbanningen – werden bij de handhaving en consolidatie van Hoxha’s machtspositie ook niet geschuwd.
In dit ‘Nieuwe Albanië’ ging Kadare studeren aan de universiteit van Tirana. Hij vertrok vervolgens naar Moskou om aan het Gorki-Instituut een schrijversopleiding te volgen; hij raakte gefascineerd door de werken van Fadejev, Gogol en Majakovski. De verslechterende relatie tussen Albanië en de Sovjet-Unie deed hem in 1960 terugkeren.
Paard van Troje
Kadare, aanvankelijk een dichter, schreef in 1963 zijn eerste grote prozawerk: De generaal van het dode leger. De roman Het monster was een reactie op de breuk tussen Albanië en de Sovjet-unie, en ook de eerste roman waarin Kadare begon te experimenteren met ruimte en tijd. Het monster was een soort paard van Troje, dat als een belichaming van dictatuur en terreur overal en altijd kon neerstrijken.
Een omvangrijk werk is De winter van de grote eenzaamheid (1973). In 1978 werd het bewerkt tot De grote winter, met een genuanceerd beeld van de Albanese leider. Later werden de retouches verwijderd en herkreeg het boek zijn de oude titel. Ook dit boek gaat over de breuk tussen Albanië en de Sovjet-Unie.
Gedurende Hoxha’s regime publiceerde Kadare nog talloze andere werken waarin hij gebruik maakte van oudere en modernere historische thema’s, en van oude verhalen en tradities, om commentaar te leveren op de situatie in zijn eigen land. Deze indirecte aanpak leverde hem het verwijt op dat hij zich aan de politiek onttrok. Kadare was echter niet van plan een heldenrol te spelen: juist in Albanië eindigde een schrijver dan al gauw voor het vuurpeloton.
In 1985 overleed Enver Hoxha, wiens regime – ook vanwege de noodlottige rol van zijn echtgenote – regelmatig is vergeleken met dat van Nicolae Ceaușescu in Roemenië. Alleen was Hoxha een erudiet man, die van 1930 tot 1934 in Frankrijk had gestudeerd. Evenals Ismail Kadare kwam hij uit Gjirokastër, maar toch hebben ze elkaar slechts éénmaal ontmoet, tijdens een onderhoud in 1971. Kadare was in 1970 parlementslid geworden, wat hij bleef tot 1982.
Omdat in het land ook na Hoxha’s dood nog zoveel elementen uit de dictatuur bewaard waren gebleven, besloot Kadare in oktober 1990 met zijn gezin asiel aan te vragen in Frankrijk. Toen Kadare afwisselend in Parijs en Tirana ging wonen, kon hij ook de postcommunistische actualiteit rechtstreeks volgen.
Grauwe hemel
Wat bij het lezen van Kadare’s werk in het Albanees opvalt, is het sobere taalgebruik. Mogelijk telt voor hem vooral de inhoud, en niet zozeer de taal waarin die wordt weergegeven. Voor hem lijkt niet de Albanese tekst van zijn werk belangrijk te zijn, maar de Franse vertalingen van Jusuf Vrioni en zijn opvolger Tedi Papavrami, die voor zijn werken de poort openden naar vertalingen in andere talen, zoals het Engels, en daarmee naar internationale bekendheid.[i] Dit betekent niet dat Kadare van de nuances van Albanese dialecten en groepstalen geen weet zou hebben. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de kleurrijke passages, vol turcismen, in Het donkere jaar, waarin de leden van een islamitische, pro-Turkse strijdgroep aan het woord komen.
Veel van Kadare’s werken zijn gesitueerd in een somber, meestal ook niet als specifiek Albanees te herkennen landschap – tenzij dat voor het verhaal nodig is. Hij heeft een voorkeur voor een grauwe hemel of ronduit slecht weer. De plaats van handeling wordt niet altijd expliciet genoemd: ‘In het stadje N…’ Hierdoor krijgen zijn verhalen een universeel karakter.
Ondanks alle somberheid is er altijd ruimte voor humor. In enkele werken zien we een soort buffoons verschijnen, en soms loopt parallel met het hoofdthema een complete extra verhaallijn, die vooral lijkt te zijn bedoeld om potsierlijke effecten te bereiken. Uiteindelijk schuilt echter ook daarin een aanklacht tegen de excessen van het systeem. Liefde en erotiek – zij het nooit obsceen – zijn altijd aanwezig, zelden als hoofdthema, maar meer als een kader om het eigenlijke verhaal in te laten verlopen.
Dikwijls toont Kadare zich een King of Suspense, Crime & Mystery. Hij kan de lezer hullen in een web van speculaties, theorieën, gefingeerd archief- en speurwerk en afgeluisterde gesprekken van de mensen op straat en in de koffiehuizen. Daarbij speelt hij de ene keer de rol van de alwetende auteur, en de keer daarop suggereert hij niet meer te weten dan zijn lezer.
Ten slotte zijn er de menselijke ambities, angst, paranoia, jaloezie, frustratie, rancune en wraak – en wel in alle mogelijke combinaties en in elke denkbare periode van de geschiedenis.
Kadare ontving vele literaire prijzen, waaronder in 2005 de International Man Booker Prize. Verder wordt wordt hij al jarenlang getipt als een mogelijke Nobelprijswinnaar.
Enkele werken nader belicht
Een van de eerste werken van Kadare die in het Nederlandse taalgebied verschenen, was De regentrommen. Het is een relaas vanuit Turks perspectief over de elk jaar herhaalde poging om de – niet met name genoemde – vestingstad Kruja in te nemen. Kroniek van de stenen stad is een schitterende beschrijving van het leven in de stad Gjirokastër door de eeuwen heen, gezien door de ogen van een tienjarige jongen, in wie we Kadare zelf kunnen herkennen. De brug met de drie bogen gaat over de bouw van een brug, waarvoor ook een mensenoffer – een jonge vrouw – vereist is. Dat thema duikt ook op in De brug over de Drina van Ivo Andrić (Nobelprijs in 1961) en kent talloze andere varianten op de Balkan. De generaal van het dode leger was de eerste roman van Kadare die in de jaren zestig in Frankrijk verscheen. Een Italiaanse generaal reist twintig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlognaar Albanië om de stoffelijke resten op te sporen van de Italiaanse militairen die in Albanië tijdens de gevechten zijn gevallen. [ii]
In Dossier H. komen twee veldwerkers in de jaren dertig onderzoek doen naar het Noord-Albanese heldendicht; ze worden door de overheid als mogelijke spionnen beschouwd. Indrukwekkend zijn de beschrijvingen van het ruige landschap en de eeuwig in mist en wolken gehulde Vervloekte Hooglanden en de plaatselijke klederdrachten. We maken kennis met de bloemrijke rapporten schrijvende spion Dullë Baxhaja, een clowneske bijfiguur, wiens naam in de thriller Dossier K van Jef Geeraerts herleeft. De vrouw van de stadsprefect, met haar naam Mukadez verwestersd tot Daisy, beleeft haar eigen, geheime erotische avntuur, dat met een abortus eindigt. De onderzoeksmissie mislukt door toedoen van een boosaardige Servische (!) monnik die de bevolking tegen de beide onderzoekers ophitst, waardoor hun apparatuur en opnamen verloren gaan.
Het verblindingsdecreet is het verhaal van een firman uitgevaardigd door de Sultan. Wie verdacht wordt van het Boze Oog moet zich melden in een kantoor waar wordt beslist of je al dan niet blind zult worden gemaakt. Iedereen mag elkaar aangeven, de angst voor de staat neemt van de mensen bezit, families raken verdeeld, maar niemand geeft zijn geloof in de Sultan op: zijn naam prijzende betreedt men de kantoren. Na enige tijd sterft de campagne – naar het model van de campagnes in communistisch Albanië – weer uit, en wee degene die er nog aan durft te herinneren…
Na de val van het communisme en zijn vertrek naar Frankrijk schreef Kadare veel directer over de situatie in zijn land.
Leven, spel en dood van Florian Mazrek gaat over een gesjeesde acteur die een dode moet spelen die tijdens een vluchtpoging over zee vanuit Albanië is neergeschoten. Deze vluchpogingen zijn een bron van zorg, en het boek bevat een bloedstollende episode waarin een onderminister vanwegen deze kwestie bij de Grote Leider wordt ontboden. Hij zit in de antichambre, en de angst wordt door eindeloos wachten tot een duizelingwekkende hoogte opgevoerd. Zijn knieën knikken en hij dreigt flauw te vallen als hij Zijn werkvertrek binnentreedt, en het liefst zou hij voor Hem – de hoofdletters worden ook door Kadare gebruikt – neerknielen en Hem zijn eeuwige liefde betuigen…
In De dochter van Agamemnon passeren enkele mensen de revue die het slachtoffer werden van de ‘campagnes’ die meestal om een futiele reden begonnen, maar uiteindelijk leidden tot de uitroeiing van complete bestuurlijke, politieke, professionele en intellectuele echelons. De ‘dochter van Agamemnon’ is Suzana, die net als Ifigeneia door haar vader wordt geofferd: ze moet de relatie met haar geliefde – de verteller van het verhaal – verbreken omdat die niet strookt met de ambities van haar vader, die de Leider zal opvolgen… Het verhaal speelt tijdens de 1-meiviering, met stralend weer en een frisse, straffe bries, alsof de weergoden het staatsoptimisme willen onderstrepen. Dat levert een even schril als functioneel contrast op met de sombere bespiegelingen van de verteller.
Kort na De dochter van Agamemnon verscheen De opvolger. Hierin pleegt de beoogde opvolger van de Leider onverwacht zelfmoord – verwezen wordt naar Mehmet Shehu, die in 1981 op mysterieuze wijze omkwam. We lezen over zijn laatste dagen, doorgebracht in steeds grotere ongenade en groeiende angst, over de moordende vergadertactiek van de Leider, over het gerechtelijk onderzoek en over de talloze hypotheses omtrent de ware redenen en de toedracht van het gebeurde.
Een noodlottig diner speelt in Gjirokastër. Na een humoristische inleiding over de stad en haar omgeving en over de eventuele rivaliteit tussen de twee artsen Gurameto de Grote en Gurameto de Kleine komen de mysteries. Wie was de Duitse militair die in 1943 bij Gurameto de Grote op bezoek kwam? Na de oorlog doet het communisme zijn intrede, wat een prachtig intermezzo oplevert over de afrekening met de voorname dames uit de grote huizen van de stad. Enige jaren later wordt het Duitse bezoek weer opgerakeld: de artsen Gurameto moeten zich verantwoorden. Zij – en met name Gurameto de Grote – worden de slachtoffers van de oneindige jaloezie en ambities van rechercheur Arian Ciu. Het verhaal neemt een verrassende wending als in 1953 Stalin ziek wordt: zou Gurameto de Grote wellicht Hem kunnen redden (en daarmee Ciu in de schijnwerpers van de communistische wereld kunnen plaatsen)? De laatste ogenblikken van Gurameto de Grote, op weg naar zijn terechtstelling op een rivierstrand buiten de stad, zijn – en blijven – in raadselen gehuld.
In 2013 verscheen bij Van Gennep de korte roman Het reisverbod – requiem voor Linda B. Linda behoort tot een ‘gedeclasseerde’ familie, waarvan de leden hun woonplaats niet mogen verlaten. Ze hunkert echter naar de hoofdstad Tirana, waarvan toneelschrijver Rudian Stefa in haar ogen het symbool is. Ze heeft er zelfs een onderzoek naar borstkanker voor over om voor een eventuele operatie en nacontrole alsnog naar de stad te mogen. De uitslag is echter negatief. Na het slotfeest van haar middelbare school pleegt ze zelfmoord. Het boek bevat veel van de bekende Kadare-elementen: verwijzingen en parallellen met Griekse mythologische motieven, de vakkundige manier waarop partijleden en rechters van instructie een gesprek kunnen manipuleren, de paranoia binnen de partijkaders en de ingewikkelde netwerken waarlangs vermeende samenzweerders worden opgespoord.
Twee grote werken van Kadare zijn nog niet in het Nederlands vertaald: het hierboven genoemde De winter van de grote eenzaamheid en de roman Spiritus.
Wel verschijnt volgend jaar een nieuwe vertaling van Het Dromenpaleis. Hierin wordt een instantie beschreven waar op de duur de dromen van alle Ottomaanse staatsburgers zullen worden bijeengebracht en geanalyseerd. De hoofdpersoon behoort tot de uit Albanië stammende familie Köprülü die in de zeventiende en achttiende eeuw veel invloed had in Ottomaanse Rijk. Tegelijk maakte het de indruk te spelen in de grauwe straten en partijkantoren van communistisch Albanië. Het boek werd geschreven tussen 1976 en 1981 en werd in 1982 wegens de daarin met veel ironie gebrachte kritiek op de totalitaire en op controle gerichte Albanese staat verboden.
In 2022 verscheen er in de Perpetua-reeks van Athenaeum een mooie heruitgave van Kroniek van de stenen stad, met de titel aangepast tot Kroniek in steen. De op de Franse editie gebaseerde vertaling van Hans de Bruijn staat nog steeds recht overeind.
Uit deze heruitgaven blijkt dat de belangstelling voor het werk van Ismail Kadare bij een groot lezerspubliek nog altijd springlevend is.
[i] David Bellos – The Englishing of Ismail Kadare, Complete Review Quarterly, vol. VI, issue 2 – May 2005, zie http://www.complete-review.com/quarterly/vol6/issue2/bellos.htm.
[ii] Biblion-recensie van Dr. E. Agoston-Nikolova.
Zie verder:
Piet de Moor, Een masker voor de macht. Van Gennep, Amsterdam 1996.
De inleidende essays van Éric Faye bij Kadare’s verzamelde werken, Fayard, Parijs.
Roel Schuyt studeerde Slavische taal- en letterkunde (Russisch, Servo-Kroatisch en Bulgaars) aan de UvA en promoveerde in 1990 in Leiden. Hij doceerde van 1975 tot 1982 aan de UvA en van 1989 tot 1992 aan de RUL. Sinds 1995 geeft hij vertalen Russisch-Nederlands bij ITV Hogeschool in Utrecht. Hij begon zijn loopbaan als vertaler met enkele Servische, Bosnische en Kroatische auteurs (o.a. Danilo Kis, Dubravka Ugresic, Dzevad Karahasan), daarna kwamen er schrijvers bij uit Rusland (Viktorija Tokareva), Slovenië (Drago Jancar, Lojze Kovacic) en uit het Albanese taalgebied (Ismail Kadare, Rexhep Qosja, Xhevair Spahiu).