Het geslacht van de Habsburgers gaat ver terug in de geschiedenis. Al in de tiende eeuw werd de familie genoemd. Al begonnen veel stambomen met Rudolf I, die vaak als eerste echte Habsburgse vorst wordt gezien. En gaan ze via de meest bekende Habsburger – Frans Jozef, de man van Sissi – naar de laatste Habsburger met een officiële troonwens: Otto van Habsburg. De laatste Habsburgse keizer, Karel I, die regeerde van 1916 tot 1918, trok zich na de Eerste Wereldoorlog terug van alle staatsaangelegenheden. De macht van de Habsburgers was hiermee ten einde. De Eerste Wereldoorlog betekende tevens de ondergang van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.
Rudolf I (ook bekend als Rudolf (IV) van Habsburg ( 1218 – 1291) was koning van Duitsland van 1273 tot zijn dood. Hij speelde een belangrijke rol in het aan de macht brengen van het Huis Habsburg onder de keizerlijke feodale dynastieën. Rudolf was oorspronkelijk een Zwabische graaf. Hij was de eerste Habsburger die de hertogdommen Oostenrijk en Stiermarken verwierf, gebieden die nog meer dan 600 jaar onder Habsburgse heerschappij zouden blijven en die de kern van de Habsburgse monarchie en het hedendaagse Oostenrijk zou vormen. Door velen wordt Rudolf I gezien als de eerste echte Habsburgse vorst van betekenis.
Frans Jozef I (1848-1916) is wellicht de meest bekende Habsburger, niet op zijn minst vanwege de verfilming van zijn relatie met zijn nicht Elisabeth in Beieren (Sisi). Nadat diverse kroonpretendenten het leven lieten, zoals zijn broer Maximiliaan, keizer van Mexico, die in dat land gefusilleerd werd in 1867 of omkwamen door zelfmoord, zoals zijn enige zoon Rudolf in 1889, werd zijn neef Frans Ferdinand de nieuwe troonopvolger. Ook die werd vermoord, in 1914. Waarna de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
De lijst van titels die Frans Jozef had was indrukwekkend.
Zijne Keizerlijke en Koninklijke Apostolische Majesteit,
Frans Jozef I bij de gratie Gods Keizer van Oostenrijk,
Apostolisch Koning van Hongarije,
Koning van Bohemen, van Dalmatië, Kroatië, Slavonië en Galicië, Lodomerië en Illyrië,
Aartshertog van Oostenrijk,
Groothertog van Toscane en Kraków,
Hertog van Lotharingen en Salzburg, Stiermarken, Karinthië, Krain en Boekovina, Grootvorst van Zevenburgen, Markgraaf van Moravië,
Hertog van Opper- en Neder-Silezië, van Modena, Parma, Piacenza en Guastalla, van Auschwitz en Zator, van Teschen, Friuli, Ragusa en Zara,
Vorstelijk Graaf van Habsburg en Tirol, van Kyburg, Gorizia en Gradiska,
Vorst van Trente en Brixen,
Markgraaf van Ober- en Niederlausitz enIstrië,
Graaf van Hohenems, Feldkirch, Bregenz,Sonnenberg etc.;
Heer van Triëst, van Cattaro en de Windische Mark,
Grootvoivode van de vojvodina Servië.
De laatste Habsburger, Otto van Habsburg (1912-2011) heette officieel Franz Joseph Otto Robert Maria Anton Karl Max Heinrich Sixtus Xavier Felix Renatus Ludwig Gaetan Pius Ignatius.
Hij was de oudste zoon van de laatste Oostenrijkse keizer, Karel I en officieel kroonprins van Oostenrijk, Hongarije, Kroatië en de Bohemen. Nadat de Tweede Wereldoorlog uitbrak – wat tevens het einde van de macht van het Habsburgse vorstenhuis betekende – ging hij met zijn familie in Zwitserland wonen. Na de dood van zijn vader in 1922, die als banneling stief op het Portugese eiland Madeira, werd de 9-jarige Otto de troonpretendent.
Otto bleef wel aanspraken maken op de Oostenrijkse troon, al werd hij in feite door de grote mogendheden gezien als een ‘gewone’ burger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Otto fel tegenstander van de Oostenrijkse anschluss bij nazi-Duitsland. Hitler vervolgde hem voor zijn kritiek en hij vluchtte naar de Verenigde Staten. Pas in 1961 gaf Otto zijn aanspraken op de Oostenrijkse troon op, hij was inmiddels Duitser geworden. Van Habsburg zat voor de CSU 20 jaar in het Europees Parlement. In 2011 stierf hij, 98 jaar oud.
Ook nu nog leven er her en der nazaten van de Habsburgse ‘clan’, voornamelijk in Oostenrijk.