In gesprek met kunstenaar Peter Koole over zijn serie ‘The Balkan Paintings’ waarin hij zijn woede, verbittering en verdriet om de genocide van Srebrenica tot uiting brengt.
Nooit zette Peter Koole een voet op de Balkan. Zijn verbondenheid met de regio is er niet minder om. En als je er eenmaal op let, kom je die verbondenheid overal tegen. In het voormalige klaslokaal waar hij zijn atelier heeft bijvoorbeeld, werd in de jaren negentig taalles gegeven aan Joegoslavische vluchtelingen. ‘Uiteraard beschouw ik dat als toeval’, zegt Koole nuchter, ‘maar het toont ook weer aan dat het overal zit, of je het opzoekt of niet.’
- Door Joost van Egmond
Waar vroeger het schoolbord hing waarop heel wat Bosniërs hun eerste stappen zullen hebben gezet richting de taal die Koole in zijn schilderijen gebruikt, is de muur leeg en wit gehouden. Twee schroeven erin en verder niets. Het is de toonwand, waar zijn vaak grote werken rustig en van een afstand kunnen worden bekeken.
Aan de muur hangt op dit moment het werk ‘Tien pils in Zagreb’. De tekst op het doek dreunt op ons af. ‘waar is Papa? tien pils! waar is Papa? tien pils! waar is het fotorolletje?’ … ‘staat Papa op het rolletje? tien pils! ligt Papa op het rolletje? tien pils!’
De onbeantwoorde vragen stromen door. ‘Je krijgt geen antwoord’, licht Koole toe. ‘Je krijgt tien pils. Als verdoving.’ Verdovend werkt het voor de toeschouwer niet, althans niet voor mij. Of het moet de verdoving zijn die een loeiharde klap voor je kop teweeg brengt.
‘Tien pils in Zagreb’ uit 2007/8 is een van de eerste schilderijen uit wat imiddels Koole’s serie ‘The Balkan Paintings’ is. De kunstenaar uit Rotterdam is gegrepen door de val Srebrenica en laat het onderwerp niet meer los. ‘Het begon met verbijstering’, zegt Koole. ‘Ik was 37 toen Srebrenica viel en ik begreep er niets van. Dan ga je het volgen, daarna heel veel lezen. En dan word je kwaad.’
Die woede spat bij de meeste van The Balkan Paintings van het doek. Vaak in de vorm van vloeken en harde confrontaties. ‘And there is not a safe haven here!’, roept Koole je vanaf een videoprojectie toe. ‘NEDERLANDSE ZEIKT ONDER NEMING GVD & NV BV’ schreeuwt ‘Tien pils in Zagreb’ tot besluit in kapitalen. In een ander werk roept Koole vanaf een kansel in imitatie-statenbijbelnederlands om wraak over ‘ons zondaars des dietschen Dutchbat en de Uwer niet waardigen’. Koole smijt zijn bezoek de woede en frustratie in het gezicht.
‘Het mag toch ook wel een keer pijn doen!’, reageert hij in zijn atelier. ‘Ik wil dat het niet vergeten wordt. Ik wil helpen het verhaal te vertellen.’ De al twintig jaar durende nasleep van de genocide in Srebrenica heeft Kooles woede alleen maar gevoed. De botte houding van de Nederlandse overheid, die nabestaanden dwong tot het uiterste te gaan om voor de rechter hun gelijk te halen maakt hem woedend. Maar ook de halfslachtigheid waarmee iedere tegemoetkoming aan nabestaanden weer teniet wordt gedaan.
Voorbeelden heeft Koole te over. ‘Ieder jaar vragen mensen of het ministerie van defensie de vlag halfstok wil hangen bij de herdenking van de val van Srebrenica. In 2016 werd besloten om dat te doen, maar dan moest er direct een bericht op de website van defensie waarin wordt benadrukt dat de vlag toch wel halfstok zou hebben gehangen vanwege de dood van militairen in Mali. Waarom moet je zoiets schrijven? Wat voor houding spreekt daaruit?’
Verdriet
Verdwenen is die woede nog lang niet, maar gaandeweg de serie drongen andere emoties meer naar de voorgrond. ‘Het begon met provoceren’, beaamt hij. ‘Met openbreken. Ik stop er dan ook heel emotionele dingen in. Dingen die je in woorden niet kunt vertellen. Later kwam er ook meer verdriet bij. En veel verbittering.’
Er kwamen werken zonder tekst, waarin alleen nog twee beelden gecontrasteerd worden. Zoals ‘The sky or the bus’, de aankomst van een bus met geëvacueerden uit Srebrenica versus een met witte balonnen gevulde lucht. Of ‘United in loss’, een tweeluik geïnspireerd op 11 juli 2010, toen Nederland op de vijftiende herdenking van de genocide de finale van het WK-voetbal speelde. Middenin de stoet rouwenden op de begraafplaats zijn drie hossende jongedames gemonteerd, zogenoemde Bavariameisjes, die op het WK in oranje jurkjes reclame maakten voor bier. Ze lijken de kisten te tillen. Koole zet hen op die dag neer in Srebrenica, of ze willen of niet.
Het tweeluik wordt compleet gemaakt door een oranje t-shirtje, dat het schrijnende contrast nog eens uitspelt: ‘United in loss. Johannesburg – Srebrenica.’
Koole hoopt dit schilderij in het gebouw van de Tweede Kamer kwijt te kunnen. Hij heeft contact gezocht met de nieuwe Kamercommissie die over de aanschaf van kunstwerken gaat, maar schat zijn kansen laag in.
‘Er is zoveel angst, zoveel terughoudendheid’, merkt hij. Die is er niet alleen in de Tweede Kamer. Koole merkt dat de serie moeilijk onder de aandacht te bengen is, veel moeilijker dan de andere wwerken die hij ook nog steeds maakt. De nieuwe Haagse galerie Twelve Twelve stak deze winter zijn nek uit door een expositie te wijden aan The Balkan Paintings, maar zulke initiatieven zijn eerder uitzondering dan regel. Ook ruim twintig jaar na de genocide is Srebrenica in Nederland een onderwerp dat liefst wordt gemeden.
Zenuwachtig
Koole wil in de eerste plaats Nederlanders confronteren met wat er gebeurd is, en hen confronteren met hoe zij zich daartoe verhouden. Maar de reactie die hij losmaakt komt vaak van Bosniërs, van directe nabestaanden van de genocide soms. Zelf was hij er niet bij, maar fotograaf Peter Hilz legde vast hoe een vrouw met haar dochter knielde voor United in loss en haar hand naar het doek bewoog om de kisten te helpen dragen. In een ander geval nam een man van dertig contact op, hij herkende zichzelf als jongetje op ‘The sky or the bus’, gebaseerd op een foto uit 1995. En zuke confrontaties zijn er meer. Een avond bracht hij door met een groep Bosnische jongeren in een galerie, pratend tussen en over zijn werken.
Het maakt Koole zenuwachtig. ‘Zulke ontmoetingen zijn spannend. Ik stond met een Bosnisch meisje naast ‘Cloud in the Sky’, waarin ik mensen confronteeer met het feit dat de Verenigde Naties dit niet hebben voorkomen. Zij vond dat spottend. Daarin heeft ze gelijk, vond ik. Maar met wie drijf ik dan spot? Dat is waar de moeilijke vragen komen die ik zelf ook niet eenduidig kan beantwoorden.’
Uiteindelijk ben ik bang dat mensen zullen vragen Wie ben jij dan wel? Omdat ik zelf het antwoord niet heb. Datzelfde ongemak heb ik ook als mensen me aanraden om naar Bosnië te gaan. Ik kijk in de eerste plaats met die Nederlandse blik, en ik richt me in de eerste plaats tot een Nederlands publiek. Dan weet ik vrij goed wat ik doe. Die oriëntatie verlies ik als ik daar ben.’
Rol
De harde confrontatie die Koole kiest in zijn werken zijn een begrijpelijk breekijzer om de muur van onbegrip en afstandelijkheid te slechten die in Nederland de discussie over Srebrenica tegenhoudt. Maar het risico van die benadering is dat het respectloos kan overkomen. Srebrenica is een onderwerp dat ons allemaal aangaat, maar niet allemaal op dezelfde manier.
‘Die kennis die de slachtoffers hebben ontbreekt bij mij. Daar ben ik me van bewust. Ik heb enorm veel informatie tot me genomen over Srebrenica en er enorm veel over nagedacht. Maar ik weet niet hoe het is om papa te zoeken, zoals de hoofdpersoon op ‘Tien pils in Zagreb’.
‘Uiteraard ben ik bang dat ik dat persoonlijk leed tekort doe. In de vraag Wie ben jij dan wel? ligt natuurlijk besloten de vervolgvraag Wat weet jij ervan? Daarvoor moet ik luisteren. Onlangs na een tentoonstelling heb ik uren staan napraten met Bosniërs en dat helpt. Het maakt me duidelijk dat ik ook voor hen een rol vervul in het vertellen van het verhaal, en dat is waarom het mij te doen is. Welke rol dat is, dat moet nog op zijn plaats vallen.’
‘Misschien moet daarom ook die spanning maar eens weg. Misschien moet die vraag maar eens komen: Wie ben jij dan wel?
‘Dit ben ik. Deze schilderijen om je heen. Dit is wat ik wil zeggen. Ik heb daar niet méér antwoord op. En misschien is dat ook helemaal niet nodig.’