‘Er bestaat een wezenlijk verschil tussen Rusland en het Westen. Wij hebben het liberaal-democratische wereldbeeld niet uit boeken, niet van buitenlandse missionarissen kunnen leren en niemand heeft hem ons van jongs af aan als enige mogelijkheid tot samenleven bijgebracht. Mijn generatie vond de idealen van vrijheid, recht en democratie niet in steen gebeiteld, wij hebben ze zelf door ons lot en gedrag in ons bewustzijn gemetseld. Deze ervaring heeft de liberale en democratische idee onverwoestbaar in Rusland verankerd. ’
Aan het woord is Sergej Kovaljov, een Russische dissident die voor zijn mensenrechtenactivisme jarenlang in de Goelag zat en vervolgens onder Jeltsin verschillende officiële mensenrechtenposities bekleedde, totdat de Tsjetsjenië-oorlog hem opnieuw in oppositie tegen de regering dwong. Dit citaat komt uit de jaren negentig en ademt een optimisme dat tegenwoordig zeldzaam is.
Door Christie Miedema
De realiteit, zo is de laatste jaren gebleken, is anders: hoe zwaar bevochten de democratie en mensenrechten ook zijn, ze moeten bevochten blijven worden. Ze waren voorheen niet vanzelfsprekend en zijn dat nog steeds niet, ondanks de vreugde toen ze eindelijk bereikt waren.
Angst voor globalisering
Democratie en mensenrechten staan onder druk in grote delen van Centraal- en Oost-Europa. De sentimenten die ten grondslag liggen aan veel van de ontwikkelingen in Rusland, Polen, Hongarije en andere landen in de regio zijn niet heel anders dan de gevoelens die we ook in West-Europa en de Verenigde Staten zien. Dezelfde angst voor globalisering en verandering die Brexit heeft veroorzaakt en Trump aan de macht bracht, leidt in Centraal- en Oost-Europa tot het verkiezen van leiders die de liberale democratie niet bovenaan hun prioriteitenlijstje hebben staan. De angst die eraan ten grondslag ligt is dezelfde, maar de mogelijke gevolgen niet. De afgrond lijkt dichterbij en het dal dieper als een democratie nog maar dertig jaar oud is.
Juist omdat de verworvenheid van democratie en mensenrechten nog zo jong is, blijft ze onzeker
Het democratisch gezinde deel van de dissidenten in het Oostblok, zoals Kovaljov, verwachtte dat democratie en mensenrechten duurzaam verdedigd zouden blijven worden, omdat ze zo zwaar bevochten zijn. Die hoop was vals. Juist omdat de verworvenheid van democratie en mensenrechten nog zo jong is, blijft ze onzeker.
Een vanzelfsprekende democratie en rechtsstaat als in Nederland kan gemakkelijk onverschilligheid voortbrengen, maar onverschilligheid is minder gevaarlijk dan afkeer. Dat ligt op de loer in de jongere democratieën van Centraal en Oost-Europa, waar democratie en mensenrechten in de jaren negentig direct gepaard gingen met grote economische onzekerheid en achteruitgang en geassocieerd worden met een overname van waarden die als tegengesteld aan de eigen tradities worden gezien. In Nederland heeft de democratie zich in tijden van voor- en tegenspoed laten gelden, terwijl in Centraal en Oost-Europa het niet moeilijk is om democratie alleen met tegenspoed te verbinden.
Pragmatische democraten
Dissidenten als Kovaljov, die democratie en mensenrechten nog steeds hoog in het vaandel hebben, moeten met lede ogen toekijken hoe hun bondgenoten uit de jaren van de oppositie tegen het communisme nu hun levenswerk geleidelijk weer afbreken. In de jaren zeventig was mensenrechtenactivisme de kleinste gemene deler waaronder ex-communisten, nationalisten, liberalen en anderen samen tegen het communistische regime ten strijde trokken. Maar hoewel er activisten waren die heilig geloofden in mensenrechten en die ook na de omwentelingen van 1989 trouw bleven, zoals Kovaljov, zagen velen de keus voor mensenrechtenactivisme pragmatischer.
Echte liberalen waren buitengewoon zeldzaam in het Centraal- en Oost-Europese oppositiemilieu
Eén van de vele voorbeelden is Emil Morgiewicz. Vanwege deelname in een nationalistische groep die streed tegen de Sovjetinvloed in Polen zat hij in de vroege jaren zeventig in de Poolse gevangenis. In de latere jaren zeventig probeerde hij een Amnesty groep op te richten in Polen. Toen ik hem vorig jaar in een gesprek vroeg waarom hij zo nodig een Poolse afdeling van deze mensenrechtengroep wilde oprichten, was hij uitgesproken eerlijk. ‘Weet u’, zei hij, ‘elk initiatief dat het regime verzwakte, was essentieel.’ Het spreekt voor zich dat Amnesty zelf, dat haar uiterste best deed haar mensenrechtenwerk apolitiek en onpartijdig vorm te geven, een heel ander idee over haar activisme koesterde.
Vooral tijdens de Koude Oorlog was het aantrekkelijk voor Westerse waarnemers om de Oost-Europese dissidenten als liberaal-democraten in de dop te zien. De Tsjechische historicus Michal Kopeček heeft aangetoond hoe onterecht die aanname was. Echte liberalen waren buitengewoon zeldzaam in het Centraal- en Oost-Europese oppositiemilieu, dat vooral uit nationalisten en socialisten bestond.
Velen van hen bekeerden zich in de jaren negentig tot een vorm liberalisme, met de shockpolitiek van de jaren negentig tot gevolg. In andere gevallen sloeg de wijzer de andere kant uit en werd maar al te snel duidelijk dat de Westerse wens om in de oppositie proto-liberalen te zien wishful thinking was. Het weinig geslaagde presidentschap van Solidarność-leider Lech Wałęsa was één van de eerste voorbeelden.
Solzjenitsyns voorbeeld
Westerse waarnemers hadden echter gewaarschuwd kunnen zijn. Zo had de bekende Russische dissident Alexander Solzjenitsyn, die eerst Westers links van haar geloof in het werkelijk bestaande socialisme had vallen met zijn publicatie van de Goelag archipel, al verrassingen in petto gehad. Toen hij in 1974 naar het Westen emigreerde, sloeg hij een stevige deuk in de nieuw gegroeide hoop dat democratie en mensenrechten in deze landen voortgestuwd zouden worden door de dissidentenbeweging. Vooral bij linkse activisten was de teleurstelling groot, nadat ze hun nieuwe de held Solzjenitsyn in hun ogen zagen veranderen in een rabiate Russische nationalist en orthodox gelovige.
Hoewel de Sovjet-Unie, Polen, Hongarije en andere Centraal- en Oost-Europese landen vele oprechte mensenrechtenactivisten kende, waren er ook zeker opposanten die de taal van de mensenrechten slechts kozen als meest geschikte stok om de communistische regering mee te slaan. Doordat de keuze voor mensenrechten en democratie als doel een pragmatische was, was dat doel later ook weer makkelijker los te laten. En dat gebeurde dan ook in veel gevallen.
Jarosłav Kaczynski en Viktor Orban, die nu in Polen en Hongarije de scepter zwaaien, komen allebei uit de oppositie tegen het communisme. Dat zij geen liberaal-democraten zijn en voor hen mensenrechten en democratie niet voorop staan, is duidelijk. De pertinente weigering van beide regeringen om vluchtelingen die nu in Italië en Griekenland gestrand zijn te hervestigen, is maar één van de voorbeelden. Een pijnlijk voorbeeld, als we denken aan de grote aantallen Hongaarse vluchtelingen die na de Hongaarse opstand elders werden opgenomen. Om maar helemaal niet te spreken van de Poolse neiging tot migreren. Dat deze landen nu zelf doelwit van immigratie worden, is ook niet gemakkelijk. Dat was het overigens voor West-Europese landen aanvankelijk ook niet. In Nederland heeft het ook decennia geduurd voordat dit inzicht doordrong.
Polen en Hongarije zijn met een compromis overgegaan van communisme naar de democratie
Dat West-Europeanen en met name Brussel deze landen willen vertellen hoe goede Europeanen te zijn, roept in deze landen alleen maar meer afkeerreacties op. Het idee dat het centrum van de Europese beschaving in Centraal-Europa ligt, zit in deze landen diep. Daarbij spelen verwijzingen naar christelijke identiteit een grote rol.
De twee landen waar binnen de Europese Unie het meeste om te doen is, Polen en Hongarije, beleven allebei een opleving van religieus en nationaal denken. Die gaat gepaard met een verlate afrekening met een recenter seculier en vermeend oneigen verleden. Het zijn de twee Centraal-Europese landen die met een compromis over zijn gegaan van communisme naar de democratie.
Voor Polen en Hongarije geen val van de muur, geen geëxecuteerde partijleider, geen dikke streep onder de geschiedenis, maar een geleidelijke en uitonderhandelde machtsoverdracht. De radicale afrekening die in andere landen wel heeft plaatsgevonden lijken de huidige politieke leiders alsnog in te willen halen. Beide landen zijn druk bezig het communistische verleden en haar beeldtaal uit te wissen en daar een nationaal narratief voor in de plaats te stellen.
Steun van het volk?
In hoeverre slaat deze taal aan bij de Polen en Hongaren zelf? Bij een deel van het volk zeer goed, zo blijkt uit de grote meerderheden waarmee regeringspartijen PiS en Fidesz aan de macht zijn gekomen. Anderzijds betekent steun voor een nationalistisch of religieus geluid niet noodzakelijkerwijs afkeer van democratie en minachting voor mensenrechten.
Een voorbeeld is de ‘Rozenkrans naar de grens’-actie begin oktober, waarbij aan alle grenzen van Polen gebedsbijeenkomsten werden gehouden. Het is gemakkelijk om dit evenement te zien als massale steun voor de PiS-regering en vooral haar beleid om geen moslimmigranten op te willen nemen.
Tegenstanders van de bijeenkomst waren er duidelijk over: dit was een xenofobe actie. De gebedsbijeenkomst was op de dag van de slag bij Lepanto, waarbij het Ottomaanse rijk verslagen werd door christelijke legers. Door aan de grenzen te bidden, keerden Polen zich symbolisch naar hun buren in Europa om nog eens te benadrukken hoe zeer zij een katholieke natie zijn. Voor de critici was het overduidelijk: dit kon niet anders dan een anti-moslim-actie zijn.
Wat de organisatoren ook in gedachten hadden; voor veel deelnemers was deze dag niets anders dan een door de kerk gesanctioneerde dag om samen met anderen het geloof te beleven en met vereende krachten voor het land te bieden. Daarmee is de betekenis van de dag ambivalent: was het een teken van onconditionele steun aan de regering of een uiting van religiositeit, die vele politieke verschijningsvormen kan aannemen?
De samenlevingen in Polen en Hongarije tonen ook alweer hun veerkracht
De steun aan de Kaczynski’s, Orbans en anderen van Centraal- en Oost-Europa lijkt door dit soort openbare verschijningsvormen enorm, maar is niet monolithisch en ook niet zo stabiel als hij lijkt. Hoewel er genoeg mensen zijn die voor de volle 100% in hun politiek geloven, hebben vele anderen op deze partijen gestemd omdat de eerdere democraten hen in de steek hebben gelaten. Bovendien blijkt in deze jonge democratieën polarisatie moeilijk te vermijden.
De samenlevingen in beide landen tonen echter ook alweer hun veerkracht en hebben eerder getoond de drijfkracht voor verandering te kunnen zijn. De massale demonstraties om de Central-European University te redden in Boedapest, de vrouwenmarsen tegen het inperken van abortus en de wakes bij het constitutionele hof in Polen. Zij zijn het andere gezicht van de nalatenschap van de dissidentenbewegingen.
Eén van de stuwende bewegingen achter het verzet in Polen noemt zich Comité ter Bescherming van de Democratie, naar de comités ter bescherming van de arbeiders en de samenleving die haar zijn voorgegaan in de communistische tijd. De oppositionele bewegingen van de jaren zeventig en tachtig hebben niet alleen de huidige leiders opgeleverd die geleidelijk democratische verworvenheden uithollen, maar ook haar meest fervente verdedigers. Daarnaast biedt hun voorbeeld, zoals Kovaljov had gehoopt, inspiratie aan de jongere generatie.
Democratie, juist als die hard bevochten is, moet bevochten blijven worden. En als we één ding uit de geschiedenis weten is het dat: als er dingen bevochten moeten worden, brengt dat het mooiste in de Polen naar boven.
Dit artikel is gebaseerd op een tekst uitgesproken op de derde Banningconferentie op 16 oktober 2017 met als titel ‘De baas in Europa?’.