Dušan Mašić had een simpel idee. Hij wilde op 11 juli 2015, om 11.07 uur, 7000 mensen verzamelen voor het Servische parlement. De zevenduizend staan grofweg symbool voor het aantal slachtoffers van Srebrenica.
Het idee was spontaan, geïnspireerd op een actie in Zagreb voor vermoorde Keniase studenten in april van dat jaar. “Ik zag het en ik dacht ‘waarom kunnen we dit niet doen voor Srebrenica?’”, zegt Mašić, een Servische journalist in Londen. “Er zat geloof ik 60 seconden tusssen dat nieuwsbericht en mijn eerste tweet.”
Door Joost van Egmond
De uitvoering bleek alles behalve simpel. Ook twintig jaar na Srebrenica, na een reeks rechtszaken voor het Joegoslavië-tribunaal, na de identificatie van 6930 van de vermisten, is de controverse over wat er daar gebeurde in Servië nog volop gaande. Mašić werd voor verrader uitgemaakt, sympathisanten van zijn actie werden bedreigd en nationalistische groepen kondigden tegendemonstraties en verstoringen aan.
Op de namiddag voor de herdenking greep de minister van Binnenlandse Zaken naar een algeheel demonstratieverbod. Er mocht op 11 juli helemaal niets worden georganiseerd voor het parlementgebouw.
Herdenken en politiek
#sedamhiljada, zoals de actie heet naar het Servische woord voor zevenduizend, raakte verwikkeld in de politieke discussies die de spanningen rond deze twintigste herdenking ongekend hoog lieten oplopen. Er kwam een Britse ontwerpresolutie in de VN-Veiligheidsraad die Srebrenica als genocide bestempelde. In juni verzocht Servië om de uitlevering van Naser Orić, die in oorlogstijd Bosnische troepen in Srebrenica organiseerde, wegens oorlogsmisdaden tegen Serviërs in de omgeving van de enclave. Het zorgde voor woedende reacties onder vele Bosniërs die Orić als een held beschouwen.
De controverse rond Srebrenica barstte in alle hevigheid los en #sedamhiljada werd een speelbal. “Het idee was om een breed publiek aan te spreken om empathie te tonen voor de slachtoffers van Srebrenica”, zegt Mašić. “Ik wist dat dit hoe dan ook moeilijk ging worden. Ik wist ook dat we het getal zevenduizend nooit zouden halen, maar de politieke ontwikkelingen verkleinden onze kansen verder.”
Het debat werd verder verhit toen de Servische premier Aleksandar Vučić besloot de herdenking in Srebrenica te bezoeken, wat aan beide kanten veel weerstand opriep. Sommigen onder de Bosnische herdenkers verjoegen de Servische premier van de begraafplaats, onder een hagelbui van plastic flessen en stenen. Maar in Servië was de tegenbeweging net zo groot. Een groep studenten organiseerde een petitie om hem te overtuigen weg te blijven. Zij vinden dat Servië met dat gebaar een verzoening op ongelijke voet start en dat er te weinig aandacht is voor Servische slachtoffers van de oorlog.
Waarom komen er geen Bosnische vertegenwoordigers naar de herdenking voor Servische slachtoffers?
“Wij willen dezelfde behandeling voor Servische slachtoffers uit de regio Srebrenica”, zegt organisator Neven Đenadija. “Waarom komen er geen Bosnische vertegenwoordigers naar de herdenking voor Servische slachtoffers? Waarom oefenen de Europese Unie en de Verenigde Staten geen druk op hen uit? En waarom is er geen VN-resolutie voor Servische slachtoffers?” Đenadija bood de petitie aan met 3267 handtekeningen: “Het aantal Serviërs dat is vermoord of vermist in die regio.”
Getallen
De Srebrenicastraat is een klein doorgangetje in het oude centrum van Belgrado. De straat had zijn naam al ruim vóór 1995, maar die heeft een nieuwe lading gekregen. Wie goed kijkt ziet wat cementresten. Enkele dagen voor 11 juli werd hier door de actiegroep Vrouwen in Zwart een klein steentje op de kasseien gemetseld, erop een getal: 8372.
Het is het aantal slachtoffers volgens de tellling van het Herinneringscentrum in Srebrenica, dat de begraafplaats van de slachtoffers beheert. Daar liggen in stenen gebeiteld de namen van 8372 mannen en jongens die sinds de val van de enclave als vermist zijn opgegeven. Het Belgradose steentje bleek te aanstootgevend, een dag later was het weer verwijderd.
De vraag hoeveel mensen er in Srebrenica precies zijn vermoord is overal nog open, maar in Servië liggen de schattingen stelselmatig lager dan elders. Zevenduizend doden geldt internationaal als een conservatieve schatting, maar niet hier.
Srebrenica is hier genegeerd, gerelativeerd
“Srebrenica is hier genegeerd, gerelativeerd”, zegt Bruno Vekarić, aanklager bij een speciale afdeling van het Servische openbaar ministerie die zich bezig houdt met de vervolging van oorlogsmisdaden. “Ook vandaag vind je nog genoeg experts die zeggen dat het misschien om tweeduizend mensen ging. Terwijl officiële rapporten spreken van zeker 7000 en waarschijnlijk 8000 slachtoffers.” Dat is een getal waar hij mee werkt, maar het is nog niet door een Servische rechtbank bevestigd.
Neven Đenadija, van de petitie, wijst erop dat het Joegoslavië-tribunaal onlangs in een zaak stelde dat aanklagers van 4970 slachtoffers de specifieke omstandigheden van hun moord hadden weten te omschrijven. Dat betekende dat deze verdachte in de veroordeling voor maximaal dat aantal moorden verantwoordelijk kon worden gehouden. “Eén dode is te veel, maar er zijn teveel inconsistenties”, vindt Đenadija.
Het is een discussie die Mašić juist wilde vermijden. “Er is nu eenmaal onduidelijkheid over het precieze aantal slachtoffers. Dat is het resultaat van de manier waarop de misdaad gepleegd is, waarbij de lichamen zijn verborgen. Als we het getal 8372 hadden gekozen hadden we het de afgelopen maanden alleen maar over nummers gehad.”
Dat moeilijke buitenlandse woord
De tweede kwestie die Servië volop bezig houdt is of ‘Srebrenica’ een genocide was. Dat het Bosnisch-Servische leger na de val van Srebrenica oorlogsmisdaden beging, wordt alleen nog door de allerradicaalste nationalisten ontkend. Baanbrekend was een optreden van de Servische president Tomislav Nikolić op de Bosnische televisie, waarin hij vergeving vroeg “voor Servië en de misdaad in Srebrenica”. Maar hij noemde niet het woord dat Bosniërs wilde horen. Zij dachten vooral aan een eerder interview…
“Het was geen genocide”, zei Nikolić in 2012 een dag na zijn inauguratie nadrukkelijk. Hij ging daarmee in tegen vonnissen van internationale rechtbanken en een impliciete erkenning van het Servische parlement zelf. Dat besloot in 2010 een oordeel van het Internationaal Gerechtshof te accepteren, echter zonder het woord genocide zelf te gebruiken.
Nikolić heeft steun in eigen land. Een meerderheid van de Serviërs zegt in opiniepeilingen de misdaden van Srebrenica te verafschuwen, maar zo’n 70 procent weigert het genocide te noemen.
Dat is al jaren een heikel thema, maar de discussie in de Veiligheidsraad maakte het urgent. ‘New York’ domineerde in de week voor de herdennking het nieuws in Servië. Premier Vučić maakte duidelijk dat hij nooit naar Srebrenica zou zijn gegaan voor de herdenking als de Britse ontwerpresolutie niet was geblokkeerd door Rusland.
Desondanks houdt de kritiek op zijn bezoek aan. Voor de studenten rond Đenadija blijft het een impliciete erkenning van genocide en dat is onbespreekbaar. Dat “demoniseert het Servische volk en maakt de Servische slachtoffers van een lagere waarde”, vinden zij.
“Dat moeilijke buitenlandse woord genocide”, verzucht Jasmina Lazović, een activist van het Jeugdinitiatief voor Mensenrechten. “Ik begrijp niet waarom mensen die noodzaak voelen om het debat over het woord genocide te voeren. De creativiteit die wordt gebruikt om het te ontwijken…” Lazović’ organisatie ondersteunt het initiatief van Mašić en ziet met lede ogen aan hoe de actie wordt ontvangen. “De hele discussie, vooral over de VN-resolutie, verziekt het debat. Dit gaat niet langer over de slachtoffers.”
Parallel universum
De organisatoren hielden in de aanloop naar de herdenking al lang rekening met een verbod. Datt is een beproefd recept. Eerder werd de organisatie van een Gay Pride drie maal op rij verboden omdat tegendemonstraties de publieke veiligheid in het geding zouden brengen. Goran Miletić, zowel betrokken bij Gay Pride als bij #sedamhiljada, maakt korte metten met dat argument. “Het heeft niets met technische zaken te maken. De politie kán zoiets beveiligen. De politieke wil ontbreekt alleen.“
“Ik dacht dat dit een manier kon zijn om te laten zien dat er normaliteit bestaat in Servië”, zegt Lazović. “Dat we een duidelijke boodschap konden sturen dat Srebrenica niet in onze naam was. Maar de parallelle universa waarin we leven zijn er nog steeds na twintig jaar. Dat is helaas de situatie in Servië.”
Lazović’ organisatie nodigde die van Đenadija uit voor een debat, maar dat werd afgewezen. “Ze willen niet de waarheid horen”, stelt Đenadija. “Ze luisteren alleen naar de mensen die hen betalen, zoals de Amerikaanse overheidsorganisatie USAID.”
We zijn door de politieke discussie jaren teruggeworpen
Ook Mašić is weinig optimistisch: “Ik heb geen bezwaar tegen het verbod, want dat laat tenminste zien wat de stand van zaken is in Servië in 2015. We zijn door de politieke discussie jaren teruggeworpen. Maar #sedamhiljada heeft zijn belangrijkste doel bereikt. We hebben dit jaar twee maanden gesproken over Srebrenica in plaats van twee dagen.”
Mašić hoopt dat de discussie op de agenda kan blijven en dat zijn initiatief navolging vindt, ook in Bosnië of Kroatië. “Ik hoopte echt dat, na twintig jaar, iemand dit op zou pikken en iets soortgelijks zou starten voor Servische slachtoffers. Als wij kunnen laten zien dat we meeleven, en andere landen nemen dat over, dan kun je langzaam toewerken naar een herdenking voor alle slachtoffers. Dat is de manier om hier uit te komen.”
Dat zal weerstand blijven oproepen, denkt hij. “Zodra je besluit om de slachtoffers van ‘de andere kant’ te herdenken, zul je direct radicalen en uiterst rechts tegen je krijgen. Maar ik geef om Servië en ik ben bereid mijn bijdrage te leveren. We zullen die empathie moeten opbrengen. Vergelijk het met wonen in een gebouw waar alle buren hun vuilnis uit het raam smijten. Er is geen goede reden om niet als eerste op te houden.”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.