‘Innerlijk ben ik altijd vrij geweest’

interview

Geschatte leestijd: 4 minuten

Filip Topol houdt niet van interviews en dat is nog zacht uitgedrukt. ‘FT is enorm introvert en geeft zo één keer per jaar een interview. ‘Meestal schriftelijk’, laat zijn manager Roman Hanzlík weten. ‘Mail maar wat vragen en dan kijk ik wat ik kan regelen.’

Door Filip Bloem

Topol is het grillige gezicht van Psí vojáci (Hondsoldaten), de Tsjechische cultband die 25 mei in Amsterdam optreedt. Al bijna vijfendertig jaar zijn ze, in steeds wisselende samenstellingen, een begrip in de Tsjechische muziekscène, vooral vanwege hun onstuimige live optredens. Een zware alcoholverslaving bracht Topol aan de rand van de afgrond en zijn zwakke gezondheid was ook één van de redenen dat de band er in 2011 een punt achter zette. Maar sinds vorig jaar spelen Psí vojáci weer in de originele bezetting.

Topols muzikale carrière kende een onwaarschijnlijk begin: in 1978 speelde hij -amper twaalf jaar oud- samen met zijn broer Jáchym, die later naam zou maken als schrijver, in het voorprogramma van de legendarische Tsjechische underground-band Plastic People of the Universe. Het clandestiene concert vond plaats op Hrádeek, het buitenhuis van Václav Havel. Hoe kijkt Topol terug op zijn opmerkelijke entree in de muziekwereld?

‘Het was een cruciale ervaring voor mij. Magisch. De sfeer, de mensen, al het gedoe dat bij zo’n concert komt kijken. Ik kende de muziek van de Plastic People wel, maar het maakte enorm veel indruk op me om hen en de hele kring van boeiende mensen rondom Václav Havel persoonlijk te leren kennen. Het was in een klap duidelijk wat ik met mijn leven wilde gaan doen. Niet lang daarna heb ik met vrienden van school Psí vojáci opgericht. Tot dan toe had ik alleen achter de piano geprobeerd teksten van mijn broer Jáchym op muziek te zetten.

U was nog heel jong toen u in de wereld van dissidenten en underground muziek actief werd. Begreep u toen al wat voor wereld dat was?

Het onbewuste gevoel dat ik elders leefde, anders was, had ik al van jongs af aan. Ik wist dat er iets niet klopte. Mijn vader [de dissidente dichter en toneelschrijver Josef Topol] had allerlei problemen. Vaak hadden die met zijn werk te maken. Buiten ons huis begon een andere, valse wereld waar de mensen en kranten heel anders spraken en schreven dan ik thuis gewend was. Dat was die walgelijke schizofrenie van het socialisme, maar die heeft er wel voor gezorgd dat ik geweldige mensen heb leren kennen. Aanvankelijk was ik vooral geïnteresseerd in underground bands als de Plastic People en DG 307 en zo belandde ik als vanzelf in de wereld van de dissidenten. Een echte keus had ik trouwens niet. Vanaf mijn veertiende werd ik regelmatig verhoord door de geheime dienst en er zat altijd wel een vriend van me in de gevangenis. In 1986 heb ik Charta 77 ondertekend en hoopte ik maar dat het allemaal goed zou aflopen. Innerlijk heb ik me altijd vrij gevoeld en daar gaat het om, ook al was het een zwaar leven.

In 1986 kregen Psí vojáci weer toestemming om officieel op te treden. Waarom? Begon het systeem toen al te veranderen?

Dat jaar 1986 is een goed voorbeeld van de schizofrenie van het systeem. In ruil voor een kleine concessie -we moesten onze naam veranderen in P.V.O.- mochten we weer optreden. Ik weet niet of we het anders wel hadden volgehouden, het was zwaar om steeds aan de zijlijn te staan. In de Sovjet-Unie was toen al Gorbatsjov aan de macht, maar in Tsjechoslowakije gebeurde er nog niet zo veel. Er bestond wel een heel levendig circuit van clubs waarin veel vrienden en bevriende bands actief waren. Dankzij die legale status konden we daar volop aan mee gaan doen. Ik denk dat we anders aan navelstaarderij ten onder waren gegaan. Aan grote officiële festivals, zoals Rockfest, deden we trouwens niet mee. Die leken wel bedoeld om het de politie makkelijk te maken. De hele muziekscène kwam daar bijeen, dus zo konden ze eenvoudig toezicht houden op wat er daar allemaal gebeurde.

Dus ja, we mochten weer gaan optreden dat jaar, maar de verhoren werden niet minder, zeker niet nadat ik Charta 77 had ondertekend. Steeds was er die dreiging van de geheime dienst, de angst dat het slecht met ons zou aflopen.

De Fluwelen Revolutie heeft vrijheid gebracht, maar ook een op vermaak gerichte massacultuur. Niet iedereen is daar enthousiast over. Wat voor verband is er tussen politiek en creativiteit?

Een kunstenaar die zich vandaag de dag beklaagt is een idioot of heeft een slecht geheugen. Natuurlijk, aan het kapitalisme zitten ook walgelijke kanten. Maar kom op zeg, vrijheid van het woord, de boeken en muziek kunnen uitgeven die je wil, reizen en optreden in het buitenland, dat is allemaal onvervangbaar en niet in geld uit te drukken. Ik denk dat je in alle kunst wel iets van het politieke systeem terugvindt, maar politiek hoeft niet de doodsteek voor creativiteit te zijn. Dat verschilt per individu. Heel wat kunstenaars verstomden na 1989 omdat ze weinig meer te zeggen hadden. Dat kan. Maar zeuren dat het nu zo lastig is om geld te verdienen? Daar moet je bij mij niet mee aankomen.

Psí vojáci speelden in 1990 ook al in Nederland. Wat voor herinneringen heeft u aan dat concert?

Dat was in Delft, een prachtige stad. Het was de eerste keer dat we in vrijheid naar het buitenland konden en het was één grote ontdekkingsreis. Grote euforie. We gingen met een groep van ongeveer vijftien man uit verschillende bands en speelden op verschillende locaties. Een collectieve hallucinatie, dat was het.

Avatar
Over Filip Bloem 9 Artikelen
Filip Bloem is historicus/freelance schrijver en werkt bij het Verzetsmuseum Amsterdam. Hij studeerde Geschiedenis en Duitslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam en bracht een jaar aan de Karelsuniversiteit in Praag door. Van 2008 tot 2017 organiseerde Filip Bloem voor het Tsjechisch Centrum debatten en culturele evenementen. Hij schrijft regelmatig over de politiek en geschiedenis van Midden-Europa. In 2008 publiceerde hij een interviewboek over de Praagse Lente en in 2010 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op Bedachtzame revolutionairen, een proefschrift over oppositiebewegingen in Oost-Duitsland en Tsjechoslowakije ten tijde van het communisme.
Contact: Website