
Bij Uitgeverij en boekhandel Pegasus verscheen deze week Kinderland, geschreven door Liliana Corobca en uit het Roemeens vertaald door Jan Willem Bos. Een fragment.
Door Liliana Corobca
De moeders komen!
Net als de geiten in het sprookje komen de moeders naar huis, trillend van opwinding en angst wachten de bokjes thuis op hen, zijn ze niet door de wolf verslonden? De kinderen huilen bij de komst van de moeders, die overdonderd en ontdaan zijn hoeveel hun kroost is gegroeid tijdens hun afwezigheid. De moeders komen naar de kinderen van het dorp, want nu is het zomer en hebben ze vakantie, alleen onze moeder komt niet.
Ik wil er niet eens aan denken dat ik zou willen dat oma doodgaat zodat mama en papa allebei meteen naar huis komen. Dat hebben al oma’s kinderen zo besloten en daarom zijn we deze zomer alleen thuis. Onze ouders hebben dat afgesproken zodat ze niet twee keer hoeven te komen en twee keer geld uitgeven voor de reis. Afgelopen zomer is papa voor een paar dagen gekomen en toen heeft hij wat klusjes gedaan, wat reparaties uitgevoerd. Daarna is ook mama voor vakantie gekomen. En dit jaar wachten ze eerst totdat oma is overleden.
Wanneer mama komt, huilt ze niet in ons bijzijn, ze zegt, weet je, ik moet eventjes de schuur gaan opruimen of het varken knort van de honger of ze bedenkt een ander smoesje om zich te verbergen en daarna, als ze eenmaal uitgehuild is, komt ze glimlachend naar ons toe. En Marcel, die mama zo weinig in haar armen heeft gehouden, wil haar, als ze komt en in de weer is met de bagage en allerlei telefoontjes, zo graag knuffelen, dat hij neerhurkt en een van haar benen omklemt. Mama zegt niets, ze laat het toe, ze zou hem in haar armen willen nemen, maar dat kan nu even niet, daar heeft ze geen tijd voor. Ze loopt, of beter gezegd: ze sleept zich van hot naar her, terwijl Marcel aan haar been blijft hangen.
En een keertje, bij een eerdere gelegenheid, had Marcel zich verstopt, ik weet niet of hij geschrokken was, maar we riepen hem allemaal: Marcel, mama is er, mama zoekt je, en hij zat weggedoken onder de kussens in de woonkamer en we begonnen aan hem te sleuren, maar hij hield de kussens vast en gilde, hij gilde ook toen mama hem in haar armen nam, alsof ze te heet was en hij zich aan haar brandde. Nu verstopt hij zich niet langer. Mama brengt kleertjes, speelgoed, koekjes en heel fraai verpakte chocolaatjes voor hem mee en hij verheugt zich er even ongeduldig op als wij.
We praten om beurten aan de telefoon, in volgorde van onze leeftijd. Mama vraagt mij wat voor eten ik heb klaargemaakt en of we nog een voorraadje levensmiddelen hebben, of we nergens last van hebben, of iemand ons heeft geslagen of nare bijnamen heeft gegeven, of een familielid nog wat lekkers te eten heeft gebracht, of we schone kleren hebben, of de wasmachine, de koelkast of de televisie niet kapot zijn gegaan, of het huis aan kant is.
Daarna is Dan aan de beurt, die mama vertelt wat voor speelgoed of kleren hij wil dat ze nu weer voor hem koopt, wie hem heeft geslagen (als dat gebeurd is), en altijd zegt hij tegen mama dat hij ergens pijn heeft en dan zegt mama: leg de hoorn of de telefoon op de pijnlijke plek, want dan geeft mama er een kusje op en is het over. En mama geeft een luidruchtige kus in de telefoonhoorn, klaar, doe het nog pijn? Dan: een beetje, en dan geeft mama er nog een kusje op totdat alle denkbeeldige pijntjes van Dan over zijn. Ik wist dat Dan niks had, hij stelde zich aan, mama zou hem nog meer kusjes hebben gegeven, maar Marcel stond ook te wachten.
Ik weet niet wat Marcel met mama bespreekt, of eerder: wat mama tegen Marcel zegt. We horen alleen hoe ze begint: en hoe gaat het met mama’s lievelingetje… Mij noemt ze niet mama’s lievelingetje, Dan noemt ze ‘mama’s grote jongen’ of ‘de man in huis’, en Dan voelt de aandrang om op zijn tenen te lopen zodat hij groter is dan ik als ze hem zo vleit. Vervolgens paradeert hij drie dagen lang over het erf met zijn neus in de wind.
Marcel, die alle woorden kent en aan één stuk door praat zodat je hem moet toebijten: hou je snavel eens, joh, kletsmajoor, zegt door de telefoon niets anders dan mama mama mama. Zijn hele woordenschat is teruggebracht tot dit ene woord, dat hij in alle toonsoorten uitspreekt, alsof hij zingt, en wij blijven bij hem uit de buurt om niet in huilen uit te barsten.
Een keer was mama thuisgekomen en toen belde papa: wat nou, huilen jullie van blijdschap omdat je moeder thuis is? Vervolgens, op een wat droeviger toon: ik hoor dat papa’s schatten huilen. Papa noemt ons nooit zijn lievelingetjes maar zijn schatten. Soms noemt hij ons zijn nageslacht, zoals dat in sprookjes altijd heet, en mij noemt hij soms papa’s vlijtige en mooie meisje.
Zo’n schoonheid ben ik nou ook weer niet, maar mama heeft me wat foto’s van mij laten zien toen ik twee jaar oud was, waar ik snoezig op stond, moet je zien hoe mooi je was, als je eenmaal een grote meid bent, zul je net zo’n schoonheid zijn en zullen alle jongens naar je lonken. Nu groei je nog en ben je wat hoekiger. Ik verheug me erop een grote meid te zijn, rond en mooi.
Ik ben bang dat papa ditmaal zal komen zonder een tand in zijn mond, zoals de vader van Petrică. Dat geldt voor alle mannen die in het noorden van Rusland werken. Niet allemaal, maar wel de grootste graaiers. Ze graven naar edelstenen vol straling waardoor al hun tanden uitvallen. Want als het niet gevaarlijk was, zouden ze er geen Moldaviërs toelaten, om goed te verdienen. De laatste keer dat hij kwam, leek papa verouderd, magerder en hij miste twee tanden in zijn ondergebit. Erg fraai was het niet, ik heb er niets van gezegd, maar Marcel vroeg hem zijn tanden weer in te doen, want pa was zo lelijk dat hij er bang van werd. Papa baalde ervan en beloofde dat hij de volgende keer wel zijn tanden in zou hebben. Ik had het zo vreselijk met hem te doen. Voor ons verblijft hij daar in zijn eentje en ver weg en werkt hij zich te pletter.
Kinderland
Corobca, Liliana
Vertaling: Jan Willem Bos
Pegasus, 192 blz., paperback, 2024, ISBN 9789061435129
Kinderland is het verhaal van drie kinderen in het hedendaagse Moldavië, wier ouders naar het buitenland zijn gegaan om te werken. Cristina is twaalf als Kinderland begint, Dan is zes en Marcel een peuter. Cristina zorgt niet alleen voor haar broers, maar ook voor het varken, de hond, de kat en de kippen waar het gezin van afhankelijk is.
‘Mijn moeder zei dat ze voor een jaar of twee zou gaan, totdat vader zijn schulden heeft afbetaald. Toen vertrok ze, en er lijkt nooit een einde te komen aan dat jaar of twee.’
De situatie van de kinderen is symptomatisch voor een diepe malaise in deze vergeten hoek van Europa. Een somber bestaan dat wordt goedgemaakt door de tederheid en vindingrijkheid van de verteller.
Kinderland geeft niet alleen een buitengewone kijk op het leven in Moldavië – het is ook een krachtige roman, vol verrassende beelden en prachtige teksten.
Liliana Corobca (1975, Moldavië) is schrijver en wetenschapper en woont in Roemenië. Zij doet onderzoek naar de communistische censuur in Roemenië.
Haar werk is in onder meer vertaald in het Engels en Duits en in de pers, bijvoorbeeld The Guardian, zeer lovend ontvangen.