Klikrevoluties

Een sit-in voor het Bosnische parlement, juli 2013
Geschatte leestijd: 9 minuten

Sociale media spelen een cruciale rol in Zuid-Oost Europa als uitlaatklep van burgerlijke onvrede. Waar traditionele media massaal worden gewantrouwd, en de regering nog meer, hebben protestbewegingen zich de afgelopen jaren razendsnel georganiseerd via facebook en soortgelijke netwerken. Wat levert dat op?

In juni 2011 werd de Macedonische student Martin Neskovski doodgeschopt. De omstandigheden waren schimmig. Verscheidene getuigen zagen hoe hij op verkiezingsavond wegvluchtte uit een menigte. Even later lag hij levenloos in het park, omringd door agenten.

Door Joost van Egmond

Aangeslagen getuigen kregen de volgende dag een tweede schok te verwerken: het voorval bestond niet. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken was er die avond niets noemenswaardig voorgevallen, een dode was er zeker niet te betreuren. Officiële media hulden zich in een oorverdovend stilzwijgen over het incident.

De verontwaardiging daarover verspreidde zich als een virus over sociale media. Niemand wist precies wat er aan de hand was, aanvankelijk hadden veel twitteraars zelfs de naam van het slachtoffer fout, maar dat was nu juist het punt: activisten wilden druk zetten om de toedracht van het voorval boven water te krijgen. Twitter en facebook brachten mensen op de straat, foto’s van die protesten brachten meer mensen op straat en het stilzwijgen rond Neskovski’s dood werd doorbroken.

Het zijn de momenten waarop sociale media op hun best zijn. Waar traditionale media falen in hun informatiefunctie, is er altijd een tweede kans via facebook. Hoewel de demonstranten allerminst tevreden waren, haalden de autoriteiten allicht enigszins bakzeil. De dood van Neskovski werd met horten en stoten erkend, en een agent gaf uiteindelijk zichzelf aan als de dader.

#wanhoop

Het is een patroon dat zich geregeld herhaalt in de hele regio. Onvrede is breed aanwezig. Hoe kan het ook anders. Zuid-Oost-Europa is structureel armer dan de rest van het continent, en de achterstand wordt niet kleiner. Ook in de kwaliteit van het onderwijs loopt de regio zijn achterstand niet in, waardoor een nieuwe generatie weinig perspectief op de arbeidsmarkt heeft. De perceptie van corruptie, de belangrijkste graadmeter van het sociale effect van corruptie, is de hoogste van Europa.

Dat zorgt voor een wantrouwen dat nauwelijks meer weg te nemen is: De schandalen die naar buiten komen versterken het gevoel dat de overheid door en door rot is. Is er eens een keer geen schandaal, dan is iedereen overtuigd dat alles in de doofpot verdwijnt. De media worden ook diep gewantrouwd. Een wijdverbreid gevoel is dat de helft van de journalisten in de zak zit van de regering, en de andere helft te bang is om zich uit te spreken.

In zo’n klimaat zijn facebook en twitter de vluchtheuvels. Zeker voor heel wat jongeren zijn dat de énige media die ze volgen. Het is ook voor protestgroepen vaak de belangrijkste uitlaatklep, die ze een vorm van direct contact biedt met hun publiek. De meeste protestbewegingen beginnen niet als een digitale opstand, maar sociale media hebben wel grote invloed op hun groei.

Deze laagdrempelige media fungeren als megafoon en er hoeft maar weinig te gebeuren om een rel te veroorzaken. Een “dit vind ik leuk”, een retweet, nog ééntje erbij en het nieuws verspreidt zich. Daarop volgt de verontwaardiging. Iemand roept op om “iets” te doen en de volgende dag staan er duizenden mensen op een plein.

Althans, zo gaat het geregeld…

Voor hetzelfde geld was het bij één ludieke actie van zeven jonge ouders gebleven. Ze waren het zat ze dat hun pasgeboren baby niet konden registreren doordat het Bosnische parlement geen wet aannam om die registratie te regelen.

Geen registratie, geen burgerservicenummer en dus ook geen verzekering of paspoort. De dramatische gevolgen werden voor iedereen duidelijk toen een ernstig zieke baby wegens administratieve problemen niet op tijd naar een ziekenhuis in Duitsland kon worden gebracht en overleed.

En dus reden deze zeven vaders naar het parlementsgebouw en parkeerden voor de uitgang om verhaal te halen. “We wilden ons maar eens laten horen”, herinnert Zlatko Abaspahić zich, één van die eerste deelnemers.

De volgende dag waren er een paar duizend mensen. Ze bestormden het parlementsgebouw en gooiden de deuren op slot. De onrust sloeg razendsnel over naar andere steden. De “babolutie” van 2013 was begonnen. Via sociale media was het allemaal op de voet te volgen. Kleine demonstraties konden zich met een paar tweets versmelten tot een grote.

De oersaaie administratieve afkorting voor burgerservicenummer (JMBG) werd plots het aansprekende motto van een politieke beweging. Duizenden en duizenden mensen in binnen-en buitenland lieten zich fotograferen met de tekst en stuurden de foto’s rond.

Wekenlang was Bosnië in rep er roer. Een unicum in een land waar burgers zich liefst afzijdig houden van politiek. Klagen in de koffiehuizen was sinds jaar en dag de manier om woede af te reageren over de incompetentie van het bestuur. Nu vonden ze een andere weg. “Dit is de eerste keer in twintig jaar dat mensen hun angst laten varen en hun onvrede tonen”, zei Aldin Arnautović, een columnist en demonstrant, trots.

Het onmiddellijke doel werd behaald, net als bij de protesten over Neskovski’s dood in Macedonië. Dat bleek een gemengde zegen voor de beweging. Nadat het burgerregister weer op orde was, was de angel uit de protesten gehaald. De fopspeen, het symbool van de “babolutie” van 2013, was waardeloos geworden.

In Bosnië trad de rust weer in, tot de volgende opstand, ruim een half jaar later, die weer éénzelfde stormachtige opkomst en ondergang vertoonde. Zo ging het ook met corruptieprotesten in Kroatië en Slovenië, demonstraties tegen goudwinning in Roemenië, tegen een internetbelasting in Hongarije of tegen vervuild afval in Albanië…

Klik je woede weg

Sinds de ‘Arabische lente’ zijn sociale media-revoluties een hype. Wat slaagt, wordt toegeschreven aan nieuwe media, en de vele protestbewegingen die floppen, daar horen we in de eerste plaats al nooit over.

Het lijkt er soms bijna op dat dit soort protestbewegingen zijn succes te danken heeft aan sociale media. Je zou vergeten dat verreweg de meest geslaagde burgeropstand in deze regio de demonstraties tegen de socialistische dictatuur in 1989 waren. Vóórdat zelfs maar email of mobiele telefonie waren doorgedrongen. In vergelijking daarmee is het succes van de digitale bewegingen matig.

Dat komt voor een deel juist door het karakter van die sociale media. Facebookrevoluties zijn net zo vluchtig als facebookstatussen zelf. Mensen kunnen in een seconde een gemeenschappelijke interesse vinden. Als een idee echt populair wordt, zal er zeker iemand opstaan die oppert bijeen te komen op dat-en-dat plein. De verbinding met de straat is gelegd en de magische megafoon van sociale media kan zijn werk doen. Foto’s van menigtes brengen nieuwe menigtes op de been en voor je het weet heb je een opstand, vaak tot verbazing van de initiatiefnemers zelf.

Het medium heeft een paar aantrekkelijke voordelen die gemaakt lijken te zijn voor de situatie in Oost-Europa. Zo’n beweging heeft geen leiders nodig en geen concreet programma. Clicks krijg je door vaag te blijven en zoveel mogelijk mensen aan te spreken, niet door concreet te worden. “#jmbg!” was één van de succesvolste slogans van de laatste jaren. Andere waren “Sarajevo in opstand” of “Wij hebben genoeg van jullie”.

Op die manier kan een grote groep worden bereikt die door ervaring cynisch is geworden over politiek. Traditionele politieke hervormingsbewegingen gaan hier doorgaans ten onder aan controverses rond hun leider, of gekibbel over de details van het politieke programma. Die problemen worden met de simpele, egalitaire organisatie van sociale media omzeild.

Maar die kracht is ook de zwakte. “Verzet per smartphone” is zó weer gebroken. Door een strategische knieval van de overheid, of door prozaïscher oorzaken zoals slecht weer, werk- of andere verplichtingen. Het is gewoon niet te doen om een grote menigte lange tijd op de been te houden. En de samenhang en betrouwbaarheid van digitale groepen is extreem zwak. Je weet nooit waar je aan toe bent.

Facebookrevoluties hebben een paar grote voordelen waar iedereen het over heeft, maar de zwaktes zijn onderbelicht, zegt Srđa Popović. Hij was rond de eeuwwisseling één van de initiatiefnemers van de geweldloze opstand tegen de Servische dictator Slobodan Milošević. Tegenwoordig leidt hij het Centrum voor Toegepaste Geweldloze Actie en Strategie CANVAS in Belgrado, dat steun biedt aan (en onderzoek doet naar) protestbewegingen. Hij noemt de fenomenen ‘clicktivisme’ en ‘occupy-isme’ als structurele zwaktes.

De eerste is het idee dat je met een muisklik daadwerkelijk iets bijdraagt: “Ik ken heel veel mensen die via facebook een paar goede doelen per dag aanklikken en het daarbij laten. Je hebt het gevoel dat je iets hebt gedaan. De activistische stoom gaat zogezegd van de ketel.”

Occupy-isme is de obsessie met het vullen van pleinen. Sociale media maken dat gemakkelijker dan ooit en dus kunnen veel sociaal activisten de verleiding niet weerstaan: “Groepen worden supergeobsedeerd door het gemak waarmee ze een massa kunnen bereiken en verwarren dat middel met een doel. Het idee heeft postgevat dat als we met zijn allen op een symbolische plaats gaan staan de chocolaatjes vanzelf uit de lucht komen vallen”, zegt Popović.

“In werkelijkheid is het de laatste tactiek die ik mensen zou aanraden. Het is enorm veeleisend. Je moet de menigte organiseren. Mensen moeten plassen, ze moeten iets te doen hebben… Tegelijkertijd is het niet vaak effectief. Je verspilt de energie van je aanhangers.”

Leercurve

Dat weten activisten in Tuzla al te goed. In februari 2014 was plotseling de boot aan in deze stad in Bosnië. Ontslagen fabrieksarbeiders demonstreerden al jaren tegen de privatisering – volgens hen plundering – van staatsbedrijven, die de meeste fabrieken de kop had gekost. Plots kregen ze gezelschap van duizenden medeburgers. Er waren rellen, een regeringsgebouw ging in brand en even was er de euforie dat er echt iets ging veranderen.

Activist Emin Eminagić weet nog steeds niet hoe het kwam: “We waren nooit overmatig met facebook bezig. We postten gewoon aankondigingen van onze demonstraties. Duizend mensen zegden toe om te komen, vijf stonden er daadwerkelijk. Dat was een ingesleten patroon van jaren. En ineens stonden daar duizenden mensen.”

Die menigte bleef niet. Een paar dagen later stond demonstrant Muhareb Hasić

letterlijk alléén in de regen voor dat uitgebrande regeringskantoor in Tuzla. “We zijn hongerig en woedend”, zei hij vol overtuiging. Half Bosnië was dat volmondig met hem eens, maar op die dag was hij wel de enige die daar in de regen nog stond.

Tuzla deed wel een poging om de protesten concreet te maken en het momentum van de demonstraties te behouden. Snel werd een burgerforum opgericht, waar iedereen voorstellen voor hervormingen kon indienen. Het vond al snel navolging in heel Bosnië.

Bijeenkomsten verliepen verfrissend chaotisch, burgers besprongen enthousiast het podium. De één wilde privatiseringen van staatsbedrijven terugdraaien, een ander pleitte voor een volksomroep, als tegenwicht voor de regeringspropaganda waar hij de publieke omroep van betichtte. Het werd allemaal keurig genotuleerd en gepubliceerd op sociale media. Via internet werden de vergaderingen live door duizenden mensen gevolgd.

De fora wierpen ook vruchten af. Een oproep om een exorbitante bonus voor politiek bestuurders af te schaffen werd prompt gehonoreerd. Maar ondanks, of misschien wel dankzij, dit soort succesjes verloren de burgerfora toch momentum.

Intussen is er weinig veranderd aan de armoede en de woede in Tuzla. Maar de uitgebluste revolutie van vorig jaar heeft Emin Eminagić gesterkt in zijn overtuiging dat je niet teveel moet leunen op sociale media en snelle demonstraties. “Uiteindelijk vervreemdt het je publiek. Sociale media zijn heel handig als je snel iets groots wilt organiseren. Maar op dit moment richten we ons vooral op direct, persoonlijk contact met mensen, zoals werknemers van geprivatiseerde staatsbedrijven die nu op straat staan.”

Eminagić noemt het Tuzla Initiatief, dat ijvert voor een gelijkere verdeling van het budget over de regio’s van Bosnië, als duidelijk voorbeeld van een betere benadering. Een groep voortrekkers heeft een duidelijk plan, met concrete voorstellen, en vraagt er aandacht voor via ‘traditionele’ kanalen: het parlement of de gevestigde pers. Daarná komt het bereiken van een groot publiek. “Strategie komt eerst, dat is eens te meer duidelijk.”

Naijleffect

De regio is inmidddels bezaaid met initiatieven die succesvol waren dankzij sociale media, maar niet op een fundament werden gebouwd. Maar toch kan het zijn dat al die uitgebluste opstanden stukje bij beetje de mentaliteit veranderen.

Dat denkt Balász Gulyás. Hij hielp in oktober vorig jaar in Hongarije het protest organiseren tegen een aangekondigde belasting op internetgebruik. Het bleek een prachtige aanleiding om de onvrede met de autoritaire regering van premier Victor Orbán te bundelen. De grootste manifestatie bracht honderdduizend mensen op de been. De nieuwe belasting ging van tafel, maar daarmee ook de massale animo voor protesten.

Dezer dagen is Gulyás al blij met een paar duizend deelnemers. “Zo’n menigte als in oktober was uniek”, beseft hij. “Maar al die kleinere protesten helpen toch om de publieke stemming te veranderen. Mensen waren verlamd door het idee dat er niets kan worden gedaan tegen Orbán. Dat hebben we doorbroken.” Hij hoopt op een optelsom van kleine acties die mensen klaarstoomt om hun lot in eigen handen te nemen.

Iets soortgelijks heeft zich wellicht al voltrokken in Roemenië. Dat land zag jaren van sit-in protesten tegen corrupte politici, tegen de winning van goud of schaliegas. Of tegen niets in het bijzonder.

Duizenden mensen lieten zich fotograferen met een stuk karton met de boodschap “Wij hebben genoeg van jullie” – inclusief, in een spontane ingeving, uw correspondent. De actie was ludiek, vrijblijvend en juist bedoeld om nooit meer iets concreets van te horen. Het facebookaccount was na een korte periode van hevige activiteit maandenlang stil.

Maar in oktober vorig jaar vond in Roemenië de tastbare revolte plaats. Honderdduizenden kiezers van wie niemand had gedacht dat ze zouden stemmen, doken plots op bij het stembureau om de kansloos geachte outsider Klaus Iohannis tot president te kiezen.

De omwenteling had veel te danken aan die sociale media. Last minute-oproepen van gewone burgers om ondanks alle pessimisme toch te stemmen bleken plots succesvol. Roemeense expats in Frankrijk namen, in de lange rij voor het sluitende stembureau, een spontane videoboodschap op voor hun landgenoten in de Verenigde Staten waar de stembussen nog open waren. Iohannis zelf was de eerste om het ‘online’ actievoeren als tot geheim van zijn succes te verklaren.

In dit geval kwamen de elementen bij elkaar om de megafoonfunctie van sociale media tot hun recht te laten komen: het langdurige veldwerk van protestgroepen had het publiek rijp gemaakt, en er was een concreet en simpel doel, dat met één gang naar het stembureau te verwezenlijken was.

Dat is wellicht de echte magie van sociale media als actiemiddel: het is geen vervanger voor een solide organisatie, maar in de juiste omstandigheden kunnen een paar tweets daadwerkelijk iets teweeg brengen.

Joost van Egmond
Over Joost van Egmond 49 Artikelen
Joost van Egmond is journalist. Hij publiceerde ondermeer bij de NOS, Trouw, Time magazine, Nieuwsuur, Vrij Nederland, de Groene Amsterdammer en Bloomberg. Joost woonde en werkte in Belgrado van 2010 tot 2015. Sindsdien treedt nog wel een op als deskundige hier en daar. Schreef het hoofdstuk over Joegoslavië en Albanië voor Het Oostblokbloek (Nieuw Amsterdam 2014). Stookt zijn rakija zo veel als mogelijk zelf.