Van een schuldcomplex hebben de gewezen Oostbloklanden geen last. Anders dan in West-Europa zijn ze nog ongegeneerd trots op volk en vaderland. En dat wringt.
Door Ekke Overbeek
Het leek allemaal zo simpel in 2004, toen voormalige Oostbloklanden en bloc lid werden van de Europese Unie. Problemen waren er wel, maar als de nieuwkomers eenmaal economisch waren aangehaakt, dan zou de overgang voltooid zijn.
Welnu, we naderen dat moment. De koplopers van het Oosten hebben de hekkensluiters van het Zuiden ingehaald. Tsjechen zijn welvarender dan Grieken. Gemeten in koopkracht zijn Tsjechen en Slowaken ook al Portugal voorbijgestreefd en zitten ze Spanje en Italië op de hielen. De rest van de regio volgt. Terwijl het Zuiden aanmoddert, groeit het Oosten met een extreem lage werkloosheid, groeiende druk op de lonen en stijgende binnenlandse consumptie. Ter illustratie: supermarktketen Lidl verhoogde in Tsjechië de lonen van zijn personeel onlangs met een kwart.
De Oost-Westtegenstelling
Volgens de logica van de uitbreiding nadert de integratie dus haar voltooiing. Maar niets is minder waar. Met de welvaart stijgt de zelfverzekerdheid, en treden niet-economische kwesties op de voorgrond. De ‘nieuwkomers’ blijken een ander verhaal over Europa te hebben dan de ‘oude’ EU-leden. En wie een ander verhaal heeft, ziet een ander Europa.
De Oost-Westtegenstelling betreft bijvoorbeeld de beginselen van de democratie, waarin de Europese Commissie lijnrecht tegenover Hongarije en Polen staat. In deze landen lappen regeringen de scheiding der machten aan hun laars. Het principe dat machthebbers – democratisch gekozen of niet – altijd op de vingers kunnen worden gekeken, moet wijken voor een ander uitgangspunt: alleen wie een mandaat van het volk heeft, mag macht uitoefenen. Met andere woorden: er is steeds minder plaats voor politiek onafhankelijke rechtbanken, media, ngo’s of ambtenaren.
Hongarije mag nog net een vrij land heten volgens de Amerikaanse democratiewaakhond Freedom Watch. Als de trend doorzet, is het land binnenkort het eerste ‘deels onvrije’ land van de EU. Wat dat voor het imago van Europa zou betekenen, laat zich raden. En waar één schaap over de dam is… Polen, veruit het grootste land in de regio, is hard op weg Hongarije achterna te gaan.
De Hongaars-Poolse tandem
De Europese Commissie slaagt er tot nu toe niet in Hongarije en Polen terug in het gareel van de ‘liberale’ democratie te krijgen. De Hongaarse premier Viktor Orban glipt al jaren door de mazen van de Europese regels en machtsrelaties. Hij weet zich handig te verschuilen achter Polen, dat met verve de rol van dwarsligger op zich heeft genomen. Warschau daagt Brussel openlijk uit. De Europese Commissie heeft haar zwaarste wapen, artikel 7 (ontnemen van het stemrecht), van stal gehaald, maar niets wijst erop dat dit succesvol zal zijn.
Ondertussen volgen ook in West-Europa identiteitspolitici met bewondering de Hongaars-Poolse tandem. Vooralsnog hebben ze nergens uitzicht op een absolute meerderheid en verkondigen ze (nog) niet dat ze een einde willen maken aan de ‘liberale’ democratie. Maar de Lega Nord en Fratelli d’Italia die bij de laatste verkiezingen in Italië hoge ogen gooiden, roemen de Visegrad-landen (het samenwerkingsverband van Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië) als hun voorbeeld. Ook Wilders prees de voormalige Oostbloklanden toen hij laatst Praag bezocht.
Deze dubbelrol van trendsetter en enfant terrible hebben de Visegraders vooral te danken aan hun keiharde migratiestandpunt: geen vluchteling komt erin. Aanvankelijk reageerde West-Europa geschokt, maar twee jaar later heeft Merkels Willkommenskultur het in de publieke opinie duidelijk afgelegd tegen het prikkeldraad van Orbán.
Achter de migrantenkwestie schuilt een fundamenteel verschil tussen Oost en West. West-Europa voelt zich schuldig en verantwoordelijk ten opzichte van de rest van de wereld. Oost-Europa niet.
Hoe kun je een levensvatbare cultuur zijn als je je masochistisch wentelt in je schuldgevoel en probeert daar een identiteit op te bouwen?
Jaren ’50
Om dat te begrijpen, moet je even terug naar de jaren vijftig. Polen en Hongarije waren achter het IJzeren Gordijn verdwenen, toen zes West-Europese landen besloten tot een nieuwe samenwerking. Ze plaatsten de kolen- en staalproductie onder een gezamenlijke autoriteit zodat een nieuwe wapenwedloop in Europa onmogelijk werd.
Deze vrijwillige afstand van soevereiniteit, of beter, het delen ervan, was uniek. Natiestaten zitten normaal als een bok op de haverkist van hun zelfstandigheid. Dat het in Europa anders ging, had alles te maken met het het fiasco van de twintigste eeuw. Het continent dat rond 1900 nog geloofde het hoogtepunt van de menselijke beschaving te zijn, had de grootste slachtpartijen in de geschiedenis voortgebracht.
In drie decennia tijd was het onbetwiste middelpunt van de wereld moreel failliet, een verarmd, opgedeeld potentieel slagveld voor de nieuwe grootmachten: de VS en de Sovjet-Unie. De hoofdrol in dit debacle was weggelegd voor de natiestaat, die geldt als katalisator voor nationalisme, imperialisme, xenofobie en fascisme.
De EU is het politieke resultaat van deze identiteitscrisis. De grootste gemene deler is gêne. Europeanen schamen zich: voor ons nationalisme, onze zelfoverschatting, onze arrogantie, ons racisme, voor de door ons aangerichte massamoorden. Waar was onze beschaving bij Verdun, in Auschwitz en in zwart Afrika? We zijn nog lang niet klaar met schamen: Zwarte Piet is fout. J.P. Coen is fout, ja zelfs Michiel de Ruijter moet tegenwoordig door het anachronistische stof van het geschiedsrevisionisme. De EU is een project van schuldbewuste daders.
En daarin herkennen de nieuwe lidstaten zich niet. Bij hen zijn natie, eer, volk en vaderland nooit vieze woorden geworden. Sterker nog, ook de communisten putten gretig uit dit ‘vooroorlogse’ vocabulaire om burgers voor zich te winnen die zich niet lieten overtuigen met Marx en Lenin.
Wij zijn de wereldoorlogen niet begonnen, we waren er alleen slachtoffers van.
Slachtoffer
De Oost-Europeanen voelen zich vooral slachtoffer van imperialisme en geweld van andere, grotere Europese landen: Wij hebben geen koloniën gehad. Wij zijn de wereldoorlogen niet begonnen, we waren er alleen slachtoffers van. Waarom zouden we onze zwaar bevochten soevereiniteit afstaan? Waarom zouden wij die zelfkastijdende houding overnemen? De Europese cultuur gaat kapot aan de instroom van moslims en de ‘multi culti’. Dit is dagelijke kost in het politieke discours van het Oosten: de nationale soevereiniteit verdedigen, vreemdelingen weren, ons verzetten tegen de pedagogika wstydu (Pools: schaamtepedagogie) die het Westen ons opdringt.
De ophef over de ‘Holocaustwet’ is exemplarisch: wie ‘het Poolse volk’ of ‘de Poolse natie’ in verband brengt met nazi-misdrijven hangt sinds kort drie jaar cel boven het hoofd. De logica is begrijpelijk: Polen vinden dat het lijden van hun voorouders niet genoeg bekend is buiten de landsgrenzen en weigeren het idee dat ook Polen soms daders waren.
Door alle ophef over de wet, staat juist het Poolse aandeel in de Jodenvervolging internationaal in de schijnwerpers. Eigenlijk is dat sneu, want Polen was zeker niet de boeman van de Europese geschiedenis. Auschwitz werd niet door Polen gebouwd of gerund, maar ook in Polen lieten velen zich verleiden door het kwaad. Die ambiguïteit maakt het zo moeilijk om met de geschiedenis in het reine te komen. Duitsers kunnen niet anders dan schuld bekennen.
Maar als je zelf zo te grazen bent genomen als de Polen, is het moeilijk om uit je slachtofferrol te kruipen en te accepteren dat jouw voorouders ook minder fraaie dingen hebben gedaan.
In Polen zijn Duitsers gewoon daders en Polen slachtoffers.
Jedwabne
Voor de oorlog werden Joden van universiteiten geweerd. Polen eiste op hoge toon koloniën, onder meer Madagaskar (waar veel Polen Joden naartoe wilden verbannen). Toen Hitler Tsjechoslowakije ontmantelde, pikte Polen gretig een stukje land mee. Tijdens de oorlog hielpen duizenden Polen een handje bij het vermoorden van Joden. Symbool hiervoor is Jedwabne. In dit stadje moordden Polen in 1941 hun Joodse buren uit. ‘Jedwabne’ kwam pas in deze eeuw aan het licht. Hoeveel ‘Jedwabnes’ er zijn geweest tijdens de Duitse bezetting, is niet bekend. De publieke opinie is verdeeld. Sommigen erkennen het Poolse aandeel, anderen houden stug vol dat alleen Duitsers blaam treft.
Die laatste stroming heeft het op dit moment politiek dus voor het zeggen. Ze doet niet aan Geschichtsbewältigung (het verwerken van het verleden) maar doet aan geschiedspolitiek: het van hogerhand creëren van een positief verhaal over volk en vaderland. Dit Polen denkt niet in termen van indiduele verantwoordelijkheid maar van naród (volk/natie). Volkeren zijn schuldig of onschuldig. Als je er zo naar kijkt, kan Polen natuurlijk alleen als onschuldig uit de bus komen. Goede Polen werden aangevallen en onderdrukt door slechte Duitsers en slechte Russen.
Slachtoffers hoeven zich geen morele vragen te stellen. Slachtoffers kiezen niet. Het kwaad overkomt hun. Je kunt hooguit achteraf constateren dat ze zich eerder of beter teweer hadden kunnen stellen. Daders daarentegen kiezen voor het kwaad, al dan niet onder druk van omstandigheden. Daders confronteren ons daardoor met de vraag: hoe was het mogelijk? Het meest ongemakkelijke feit van de twintigste eeuw was dat Duitsers hoogbeschaafde Europeanen waren.
In Polen zijn Duitsers gewoon daders en Polen slachtoffers. Ja, premier Orban slaagt er zelfs in Hongaren tot slachtoffers te promoveren, ondanks grootschalige Hongaarse collaboratie met Hitler-Duitsland.
Europa’s identiteit
Deze infantiele geschiedschrijving is onverenigbaar met de ongeschreven uitgangspunten van de huidige EU. Europa’s identiteit berust op het besef dat heel Europa geïnfecteerd was met het virus van nationalisme, xenofobie en antisemitisme. Hoe dat mogelijk was op een continent dat zich het centrum van de beschaafde wereld achtte, die vraag komt in Oost-Europa zelden aan de orde.
Niet raar dus dat wij in West-Europa de Oost-Europese geschiedbenadering veelal archaïsch en zelfs leugenachtig vinden. Hoe kun je nou een beschaafde cultuur zijn, als je de wandaden van je voorouders niet onder ogen ziet, vragen wij ons af. Veel Oost-Europeanen zien het precies omgekeerd: hoe kun je een levensvatbare cultuur zijn als je je masochistisch wentelt in je schuldgevoel en probeert daar een identiteit op te bouwen?
De Oost-Europese nationalisten zien zichzelf als trendsetters. En in zekere zin zijn ze dat ook, want met de tijd vervaagt de herinnering aan Europese wandaden en maken volk, vaderland en nationale trots ook in West-Europa een voorzichtige come back. De lokroep van de onschuld klinkt luider, naarmate het verleden stiller wordt.
Ekke Overbeek (1970) is Trouwcorrespondent voor Centraal-Europa en auteur van ‘Eurotopper Tusk; het nieuwe Polen in Europa’ (2014). Hij studeerde filosofie en Romaanse talen. Dit artikel verscheen eerder op 6 mei in dagblad Trouw.