Deze week overleed op 91-jarige leeftijd de Russische mensenrechtenactivist Sergej Kovaljov. Als dissident zat hij jarenlang in een strafkamp. Na de val van de Sovjet-Unie werd hij mensenrechtenvertegenwoordiger voor de Russische regering, tot hij ten tijde van de oorlog in Tsjetsjenië zich weer tegen de autoriteiten richtte.
Door Christie Miedema
In de jaren zeventig was de bioloog Sergej Kovaljov één van de meest prominente leden van de “legalistische” dissidentenbeweging in de Sovjet-Unie: een groep activisten die de Sovjet-grondwet letterlijk wilde nemen en de staat aan haar eigen woord wilde houden. Hij rekende zich tot de generatie van Centraal en Oost-Europese activisten die weigerden de vrijheidsbeperkingen van het staatssocialistische systeem te accepteren en besloten simpelweg openlijk te gaan leven alsof ze de vrijheden hadden die hen op papier door de regering werden gegarandeerd.
Kovaljov was lid van twee van de bekendste dissidente mensenrechtencomité’s van de jaren zeventig en zou uiteindelijk een cruciale rol spelen als redacteur van de Kroniek van de lopende gebeurtenissen. Deze ondergrondse, zelf uitgegeven (samizdat) publicatie documenteerde mensenrechtenschendingen in de hele Sovjet-Unie. Zijn doel was zo groot mogelijke objectiviteit, gespeend van emotie of aanvallen op het regime. Kovaljov noemde later de twee jaar van redacteurschap van de Kroniek misschien wel het belangrijkste werk van zijn leven.
De Kroniek van de lopende gebeurtenissen (Хро́ника теку́щих собы́тий) werd door middel van de typemachine vermenigvuldigd en verscheen met tussenpozen van 1986 tot 1982. Foto: Хро́ника теку́щих собы́тий
Het was een activiteit met grote gevolgen. Kovaljov werd in december 1974 gearresteerd. Tijdens het proces een jaar later verdedigde hij de publicatie vol vuur tegen de aantijgingen van de autoriteiten. Buiten stonden zijn medestrijders, zoals Andrej Sacharov, die zojuist de Nobelprijs had gewonnen. Sacharov had Kovaljov demonstratief voor de uitreiking uitgenodigd, maar liet uiteindelijk zelf bij de ceremonie verstek gaan. Hij stond namelijk buiten de rechtszaal waar binnen Kovaljov de accuraatheid van zijn redacteurschap verdedigde. Kovaljov werd desondanks tot zeven jaar gevangenis veroordeeld.
Zweedse postzegel ter ere van Sacharov’s Nobelprijs. Sacharov verkoos Kovaljov’s rechtszaak boven de ceremonie.
Internationaal mensenrechtenactivisme
Beduidend minder bekend, is het feit dat Kovaljov zich gedurende dezelfde periode ook met internationale mensenrechten bezig hield. In 1973 was hij één van de Russische dissidenten die Amnesty International formeel verzocht om een nationale sectie van de organisatie op te kunnen richten. Toen een jaar later de toestemming uiteindelijk kwam voor het vormen van een lokale groep, zou Kovaljov zich inderdaad bezighouden met traditioneel Amnesty activisme zoals het schrijven van brieven aan gevangenen en machthebbers in andere landen.
Zijn activisme voor mensenrechten in eigen land gaf hij echter niet op. Amnesty had op dat moment nog de regel dat activisten zich alleen voor andere landen in mochten zetten, maar had natuurlijk niets te zeggen over wat hun leden op persoonlijke titel deden. Toen Kovaljov later dat jaar gearresteerd werd, bracht dat Amnesty in de moeilijke positie om zich in te moeten zetten voor politieke gevangenen die tevens leden waren van de organisatie. Publiekelijk prees Amnesty Kovaljov als een wetsgetrouw burger die ‘alle beste kwaliteiten van lidmaatschap in onze organisatie’ vertegenwoordigde, maar in interne discussies bleek dat de organisatie het moeilijk had met het moeten verdedigen van leden die zich in eigen land ongeliefd hadden gemaakt. Dat paste niet in de oorspronkelijke opzet van de Londense club van mensen die zich voor buitenlands onrecht inzetten.
Hoewel het voor iedereen duidelijk was dat Kovaljov voor zijn werk aan de Kroniek vast was gezet, werd hij in de gevangenis wel naar Amnesty gevraagd. De Sovjet-autoriteiten wilden weten of de dissidenten hun Amnesty lidmaatschap als bescherming hadden willen gebruiken; iets wat sommige meer wantrouwende medewerkers in Londen ook vreesden. Op de vraag of het lidmaatschap een manier was geweest om hun verantwoordelijkheid te ontlopen antwoordde Kovaljov naar eigen zeggen droogjes tegen zijn ondervrager: “Zoals u ziet, ontloop ik mijn verantwoordelijkheid niet.”
In een interview met een Poolse journalist in 2017 verklaarde hij de wens om Amnesty voet aan de grond te krijgen met het feit dat deze beweging er nu eenmaal was en er geen reden was dat deze niet in de Sovjet Unie zou bestaan, hoe moeilijk ook. In zijn memoires noemde hij Amnesty één van de meest effectieve mensenrechtenorganisaties ter wereld. Daarbij realiseerde hij zich wel degelijk dat Amnesty in die jaren een organisatie die zich erop richtte zich in te zetten voor mensen in andere mensen. Je inzetten voor de mensenrechten van jezelf en je medeburgers, zoals Kovaljov ook deed, was niet de insteek van de organisatie. Kovaljov’s arrestatie stelde Amnesty’s beleid op al vroeg op de proef. De regel dat leden alleen op andere landen mochten werken, zou pas 25 jaar later worden opgeheven.
Terugkeer
Toen Kovaljov in 1984 uiteindelijk vrij kwam, waren al zijn medeactivisten gearresteerd of geëmigreerd en leek de beweging ten dode opgeschreven. Ook de lokale Amnestygroep was niet meer actief. Kovaljov had niks meegekregen van wat er in de tussentijd in de dissidente kringen was gebeurd en kwam in een volledig verslagen oppositielandschap terecht. Zelf wilde hij echter niet emigreren. Hij vond zichzelf al te oud en zijn Engels te slecht. Wat hij bovendien niet wist, was dat het tij snel zou keren.
In 1987 kon Kovaljov terugkeren naar Moskou. Niet snel daarna begonnen de grote veranderingen in de Sovjet-Unie momentum te krijgen, en Kovaljov was wederom één van de aanjagers. Hij werd namens mensenrechtenorganisatie Memorial in 1991 verkozen in de opperste Sovjet en zette zich daar in in het mensenrechtencomité. Hij speelde een grote rol in het vormgeven van de mensenrechtenpassages in de Russische grondwet van 1993 en werd in datzelfde jaar voorzitter van het presidentiële mensenrechtencomité en mensenrechtenombudsman. Hij verloor die laatste positie in 1995 vanwege zijn mensenrechtenkritiek op de oorlog in Tsjetsjenië en trok zich kort daarna ook terug uit het presidentiële comité. Wel zou hij nog tot 2003 verkozen worden als onafhankelijke kandidaat in de Doema. In de jaren erna bleef hij zich uitspreken tegen Russisch optreden in Georgië en Oekraïne.
In de memoires die hij in het midden van de jaren negentig schreef, stelde hij dat hij sterk geloofde in mensenrechten in Rusland als een idee dat niet van buiten maar van binnenuit kwam: ‘Wij ontleenden het idee van de prioriteit van het recht, die tot de logische en emotionele ruggengraat van de dissidentenbeweging werd, niet uit het Westen. Zij kwam direct voort uit onze levenservaring en onze idee van moraal, die wij allemaal overtuigd onder de invloed van de Russische cultuur schaarden.’
In de jaren die volgden werd deze overtuiging danig op de proef gesteld, maar hij bleef zichzelf een politieke idealist noemen. Hij bekritiseerde het geweld en de tolerantie voor extreemrechtse opvattingen onder Poetin, evenals diens totalitaire neigingen. In 2016 noemde hij Rusland ‘een gevaar voor de hele wereld’. Zelf bleef hij zich tot het einde uitspreken voor mensenrechten, in Rusland en daarbuiten. Hij was gewend een minderheid te zijn, stelde hij. Hij bleek een dissident voor het leven.