Voor wie timmert Rudek die doodskisten?

Joodse begraafplaats in Brzesko, Polen. Foto: Wikimedia Commons.
Joodse begraafplaats in Brzesko, Polen. Foto: Wikimedia Commons.
Geschatte leestijd: 5 minuten
Mikołaj Łoziński, Stramer. Vertaling: Charlotte Pothuizen (Atlas|Contact)
ISBN: 9789025475017
399 blz., € 24,99

 

Bij uitgeverij Atlas|Contact verscheen onlangs Stramer, inmiddels alweer de derde roman van Mikołaj Łoziński (1980). Dankzij vertaler Charlotte Pothuizen is Łoziński’s werk voor het eerst beschikbaar in het Nederlands. Donau-redacteur Guido van Hengel bespreekt de roman die zowel internationaal als in Nederland enthousiast is ontvangen. 

Recensie door Guido van Hengel 

Wat kun je nog over de Holocaust vertellen wat er niet al is? Duizenden, ja honderdduizenden studies, films, romans, stripboeken en virtuele of museale ervaringen zijn er gemaakt, en waarschijnlijk wordt er nu – nu ik dit schrijf en u dit leest – alweer een roman over het onderwerp afgerond. Waarschijnlijk iets met een titel als De vioolbouwer/kleermaker/letterzetter/bloemschikker van Auschwitz/Sobibor/Belzec, enzovoorts. En dan met een kleurrijke flashy kaft, en daarop een ronkende aanbeveling en een sticker.

Holocaust-kitsch ligt altijd op de loer.

De vraag stellen is hem beantwoorden. Het antwoord is dat je moet vertellen over dat wat er niet meer is. Het begrijpen en verbeelden van de grote gapende leegte en het nadrukkelijke ‘niet-zijn’ van de (Midden- en Oost-)Europese joden is behalve een filosofisch vraagstuk ook een historisch-literaire opgave.

De roman Stramer, van de Poolse schrijver Mikołaj Łoziński is een poging deze geschiedenis invoelbaar te maken. Hij portretteert een familie in de Joodse gemeenschap van Tarnów, een stadje in het zuiden van Polen.

***

Nu wil het geval dat ik geregeld in het zuiden van Polen kom, in Kraków en Tarnów, en in het stadje Brzesko. Iedere keer wanneer ik daar arriveer, knaagt het. Het is de eerste gedachte die me te binnen schiet wanneer ik het treinstation verlaat, of de stad binnenrijd.

De joden zijn er verdwenen.

Vorige zomer stond ik aan de rand van de omheinde Joodse begraafplaats van Brzesko (Jiddisch: Briegel) te luisteren naar de vogels. De graven waren overwoekerd, de stenen stonden schots en scheef. Ooit kende Brzesko een bloeiende joodse gemeenschap, die rond 1900 ongeveer zeventig procent van de bevolking vormde. Dat is geschiedenis. Een bordje vermeldt dat de nazi’s in september 1942 het getto, waar duizenden joden waren samengebracht, ‘opruimden’. Honderden joden werden ter plaatse doodgeschoten.

De Amerikaanse historicus Timothy Snyder spreekt en schrijft van Bloedlanden en Zwarte aarde, maar ook die metaforen dekken de lading niet van deze onuitsprekelijke tragedie in de nog steeds recente Europese geschiedenis.

In het nabijgelegen Tarnów woonden voor de oorlog ook voornamelijk joden. Tegenwoordig is het een inwisselbare Poolse provincieplaats, met in het centrum een plein (rynek) en schoongepoetste straten. Wie echter goed kijkt, ziet sporen van het verdwenen joodse leven. Verontrustend genoeg prijken op sommige muren ook verse, antisemitische leuzen. De begraafplaats kun je enkel bezoeken door een sleutel op te halen (en weer terug te brengen) bij het toeristenbureau, omdat hij normaal gesproken afgesloten is vanwege vandalisme.

***

Hopelijk vergeeft de lezer mij deze lange introductie, want dit stuk gaat vooral over het al genoemde Stramer van Mikołaj Łoziński – een kroniek van een joodse familie in Tarnów. De familie is Łoziński bekend: één van de kinderen in het boek is zijn grootvader, en in feite heeft hij dus een geschiedenis geschreven van zijn eigen familie.

Łoziński begint het verhaal in het Poolse Interbellum en eindigt ergens in de loop van de Tweede Wereldoorlog. Het boek heeft in Polen veel lezers bereikt en vertalingen verschijnen in meer dan tien landen – waaronder dus ook Nederland. Charlotte Pothuizen, die eerder vertalingen heeft verzorgd van het werk van onder andere Włodzimierz Odojewski, Szczepan Twardoch en Olga Tokarczuk, leverde opnieuw een goede, vloeiende vertaling.

Stramer is een familieroman zoals veel familieromans. Een zekere Nathan keert terug uit Amerika (migratie, beweging) en besluit om met zijn jeugdliefde Rywka (liefde) te trouwen. Ze krijgen zes kinderen en voeden die op in onafhankelijk Polen. In de stad Tarnów leven joden van alle gezindten. De traditionele kaftan-dragende, arme joden wonen in de wijk Grabówka, waar – zo zeggen de Stramers – de lucht niet te harden is. Zelf zijn ze meer geassimileerde joden, die ook naast en met de katholieke Polen wonen.

De lezer weet (of moet weten) wat deze stad in het zuiden van Polen in de periode daarvoor al heeft meegemaakt, en wat er in de lucht hangt. Het Oostenrijks-Hongaarse rijk is uiteengevallen, en de Sovjet-Unie heeft een deel van het Oosten van Galicië bezet, waaronder de toen nog zeer Poolse stad Lwów (nu: Lviv, in het huidige Oekraïne). In het tijdsbestek van één jeugd zullen de nazi’s binnentrekken, met alle gruwelijke gevolgen van dien.

Maar die Grote Geschiedenis blijft in Stramer veelal op de achtergrond. Nathan en Rywka’s kinderen (Rudek, Salek, Hesio, Nusek, Wela en Rena) gaan naar school en worden verliefd, spelen voetbal, vechten of zijn juist vlijtig, maken grappen, huilen en verlangen. De tijd tikt voort, en het leven gaat zijn gang.

Voor wie niet houdt van familieromans, kan het boek zelfs een beetje saai zijn. De Stramers beleven de normaalste dingen. De dialogen zijn alledaags en de problemen ook. Hesio is goed met de vrouwen en Salek niet. Nathan opent een café, maar het loopt niet echt. De oudste zoon vertrekt naar de grote stad (Kraków, tachtig kilometer verderop) en zijn moeder mist hem. Er komen kleinkinderen, die zijn lief en leuk. Dat soort dingen. Toch kruipt de Europese geschiedenis de verhalen binnen, om daar (uiteindelijk) verwoestend uit te halen.

De zonen raken betoverd door het communisme, en komen in conflict met justitie. Hesio belandt in de gevangenis. Verhalen uit het Oosten (Stalin) en het Westen (Hitler) waaien mee met de wind en het nieuws, en later in het boek ziet de lezer Salek zelfs naar Barcelona vertrekken om daar te strijden tegen de fascisten in de Spaanse Burgeroorlog.

Maar het decor van het verhaal blijft Tarnów, waar het leven voortkabbelt. Met vaste regelmaat doseert de schrijver plukjes (Pools) antisemitisme, dat zijn protagonisten terzijde schuiven als een soort huis-tuin-en-keuken-ongemak. Even vervelend en onvermijdelijk als een hagelregen of een echtelijke ruzie. Het hoort erbij.

Maar de lezer weet beter.

***

Łoziński schrijft droge en functionele zinnen. Op de cover staat verrassend genoeg een aanbeveling van Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk, die in haar eigen werk een heel ander, veel mystieker register bespeelt. Łoziński’s vertelkunst is concreet en to-the-point, en soms verlang je wel naar iets meer poëzie en hallucinatie à la Bruno Schulz, of wat sappige tirades à la Marek Hłasko. Maar nee, het blijft keurige, kroniek-achtige literatuur.

Keurig is de Grote Geschiedenis uiteraard niet. Wat in de verte gebeurt, beschrijft Łoziński niet of nauwelijks, maar op een dag zien we Duitse officieren in Tarnów verschijnen. Een deel van de Stramers besluit oostwaarts te vluchten, op zoek naar veiligheid in de Sovjet-Unie. In Lwów vindt zoon Rudek een baantje in een werkplaats waar doodskisten worden getimmerd. Natuurlijk ontdekt hij dat de Sovjet-Unie helemaal geen arbeidersparadijs is, en dat joden er ook geenszins veilig zijn. Bovendien schrikt hij van zijn Oekraïense collega’s. Ze kijken uit naar de komst van Hitler, van wie ze verwachten dat die hen zal bevrijden van de Russen.

Voor wie timmert Rudek eigenlijk die doodskisten?

Het boek eindigt met opmerkelijke plotwendingen en in Polen is er al een vervolg uitgekomen (titel: De Stramers). Voor zover ik heb kunnen nagaan voert de reis nog naar Siberië en het Franse verzet tegen de nazi’s (een verhaallijn die ook al in dit boek wordt ingezet). Allicht is dit het begin van een familieverhalenreeks, met Tarnów als decor, en de bloedige geschiedenis van het twintigste-eeuwse Europa als onderwerp.

Deze geschiedenis is, kortom, nog niet afgelopen.

***

Op de achterflap van de Nederlandse uitgave staat een ronkende quote uit (waarschijnlijk de Poolse) Vogue met het cliché dat Stramer een ‘Groots’ en ‘Meeslepend’ verhaal is. Maar dat is het juist niet, of althans, zo heb ik het niet ervaren. De geschiedenis waarin dit verhaal is gepositioneerd is inderdaad Groots en zeer Meeslepend, akkoord, maar de Stramers zijn en blijven gewone mensen met gewone levens. En dat is nu juist het mooie aan dit boek.

Stramer toont mensen die toevallig joods waren in een noodlottig deel van Europa, en die door de waanideeën van ras en zuiverheid gedoemd waren vermoord te worden, of in het beste geval verdreven. De nadruk ligt echter niet op hun slachtofferschap, maar op hun herkenbaarheid. Łoziński schreef een antiserum tegen alle Holocaust-kitsch die de herinnering aan de verdwenen Europese joden bezoedelt. Hij heeft het nadrukkelijke niet-zijn van de Europese joden in naoorlogs Tarnów aangevochten, met een warm, subtiel, menselijk boek.

Over een paar weken ben ik weer in Tarnów. Ik zal anders over het marktplein lopen; meer zien, meer herinneren, en beter beseffen.

Avatar
Over Guido van Hengel 14 Artikelen
Guido van Hengel is historicus en schrijver van non-fictie. Hij was één van de oprichters van Platform Spartak en Tijdschrift Donau (de papieren versie). In 2021 verscheen zijn boek Roedel: Een alternatieve geschiedenis van Joegoslavië (Van Oorschot).