Bij Uitgeverij en boekhandel Pegasus, specialist voor Russisch en andere Oost- en Midden-Europese talen en culturen, verschijnt binnenkort Volodja en andere verhalen, geschreven door Vera Panova en vertaald uit het Russisch door Eva van Santen. Vera Panova (1905-1973) was een ‘humanistische’ Sovjetauteur. Ze schreef niet, wat eigenlijk verplicht was, over de positieve helden van de nieuwe Sovjetmaatschappij, maar over gewone mensen met hun twijfels, verdriet, vreugde en zorgen. Panova’s verhalen behoren tot het beste van wat de Sovjetliteratuur heeft opgeleverd. Een fragment uit ‘Iets over mijzelf en mijn werk’, een autobiografisch verhaal uit 1968 over haar schrijverscarrière.
Door Vera Panova
De roman was al half af toen op dat moment de afdeling Perm van de Sovjetschrijversbond me op dienstreis stuurde met trein no. 312, bestemd voor zieken en gewonden in oorlogstijd.
Op een afgelegen zijspoor naast een lange schutting stond een prachtige trein met fris geschilderde donkergroene wagons en daarop rode kruisen op een witte ondergrond. Voor de raampjes hingen hagelwitte zelfgemaakte linnen gordijntjes. Toen ik met mijn piepkleine koffertje in de wagon van de staf stapte, had ik nog geen notie wat voor rol deze trein in mijn leven zou gaan spelen, laat staan dat ik wist met wat voor mensen ik te maken zou krijgen. Deze mensen leefden al bijna drieënhalf jaar op het spoor. Vanaf het allereerste begin van de oorlog zaten ze in deze trein en zij deden dit nobele werk naar eer en geweten. Dit was een van de beste treinen in de Sovjet-Unie en de leiding besloot dat het treincollectief een brochure moest schrijven over hun werk om hun ervaringen te delen met de collectieven van andere hospitaaltreinen. Ik moest als journaliste helpen. Ik was als het ware de pen, die hun verhalen opschreef en redigeerde.
Dit ging als volgt. Ik kreeg een coupé in de wagon met de apotheek toegewezen als werkplek. Daar stond een wit geschilderd bureautje. De hele coupé was wit en schoongemaakt met carbol, omdat hier gewonden werden verbonden. Ik had nog nooit in zo’n steriele omgeving geleefd. Iedere ochtend om ongeveer halfnegen kwamen in deze coupé van mij medewerkers van de trein langs, dat waren verplegers, verpleeghulpen en arbeiders. Ze kwamen om de beurt, gingen zitten en begonnen uitvoerig en op hun gemak te vertellen over hun oorlogservaringen in het hospitaal op wielen, hoe het was vóór de oorlog, wat ze fijn vonden en welke verwachtingen ze hadden. Ze hadden elkaar allang alles verteld en nu waren ze maar al te blij met een nieuw aandachtig en luisterend oor. Ze lieten foto’s zien van hun familie en van gewonden met ontroerende opschriften. Ze rouwden om hun dierbaren, die aan het front waren gesneuveld. Sommigen zongen hun lievelingsliedjes voor mij. Dit alles gebeurde natuurlijk allemaal tijdens de treinritten zonder gewonden aan boord. Met gewonden aan boord, hadden we geen seconde de tijd om met elkaar te praten. Toen zag ik dus met eigen ogen hoe onbaatzuchtig dit kleine collectief te werk ging. Ik schreef op wat ik zag en ik schreef hun verhalen op, waarin ik de menselijke karakters probeerde te vangen en de authenticiteit van de verschillende stemmen te bewaren.
Ik zei tegen de partijfunctionaris op de trein, die mijn baas was: ‘Laten we geen brochure schrijven, maar een aantrekkelijk klein boekje met verhalen van onze mensen en van uzelf (hij was een uitstekende verteller). Zo kunnen we dan authentieke verhalen van een verpleegster, een soldaat, een verpleeghulp, een arts, een kokkin en een machiniste van een elektriciteitscentrale vertellen zonder dat het droog en vlak wordt. We voegen dan bij elk verhaal een portret van de verteller. U zult zien hoe graag mensen dat gaan lezen.’
Maar de kapitein keek me streng aan en zei: ‘Nee, daar hebben we geen behoefte aan. Er is behoefte aan iets dat zo is geschreven,’ en hij diepte een boekje op uit zijn zak, dat spuuglelijk was uitgegeven door een provinciale uitgeverij. De titel was voor zover ik het me nu herinner: Over gespreksmethoden op politieke bijeenkomsten van legeronderdelen.
‘Kijk,’ zei de kapitein, ‘zo moet het geschreven worden.’
Ik vond het moeilijk om zo te schrijven. De kapitein hielp me. Ik schreef met zijn hulp een brochure, zo een die door geen mens gelezen wordt. De brochure werd nooit gedrukt, omdat voordat die gecorrigeerd en goedgekeurd was, de oorlog, met dank aan ons volk, voorbij was en de hospitaaltreinen, waar de brochure voor bedoeld was, een andere bestemming kregen. In oktober 1945 kreeg ook trein no. 312 een andere bestemming in Moskou. Twee van de wagons, de wagon waarin de apotheek was gevestigd en de wagon voor zwaargewonden, gingen als voorbeeldwagons naar het museum van oorlogshospitalen. Het manuscript van de brochure ging overgetypt en al met de wagons mee, voorzien van heel wat foto’s en ingebonden in een rood fluwelen map.
Ik heb vier treinritten gemaakt: twee zonder passagiers toen we gewonden gingen ophalen in Dvinsk en Tsjervonny Bor1Dvinsk is het huidige Daugavpils in Letland; Tsjervonny Bor ligt in Wit-Rusland., en twee met de gewonde passagiers, die we naar de achterhoede brachten. Voor mij heeft deze dienstreis, dit verblijf in dit opmerkelijk collectief VSP-312, ertoe geleid dat ik toen definitief besloot om te gaan schrijven. Ik kon me gewoon niets anders meer voorstellen!
Het was onmogelijk om niet over de heldendaden van deze mensen te schrijven. Ik zou alles vertellen zoals ik de dingen zag en begreep. Dit was mijn bijdrage die ik naar eer en geweten zou leveren, zowel voor de literatuur als voor het leven in het algemeen.
Volodja en andere verhalen
Panova, Vera Pegasus & Stichting Slavische Literatuur, 129 blz., paperback, 2023, ISBN 979061435037 Vertaling uit het Russisch door Eva van Santen.
In de Slavische Cahiers verschijnen minder bekende werken, soms in tweetalige uitgave, uit de Slavische literaturen.
Volodja en andere verhalen wordt op vrijdag 24 november bij Pegasus gepresenteerd.